Uitspraak 200600495/1


Volledige tekst

200600495/1.
Datum uitspraak: 25 oktober 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellante sub 1], gevestigd te [plaats],
2. de vereniging "Vereniging voor Dorpsbelangen te Kimswerd", gevestigd te Kimswerd, gemeente Wûnseradiel,
appellanten,

en

de Minister van Verkeer en Waterstaat, in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 11 november 2005 heeft verweerder het Tracébesluit N31 Zurich - Harlingen (hierna: het tracébesluit) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] bij faxbericht van 17 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 17 januari 2006, en de vereniging "Vereniging voor Dorpsbelangen te Kimswerd" (hierna: de Vereniging voor Dorpsbelangen) bij brief van 16 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 19 januari 2006, beroep ingesteld.

Bij brief van 20 maart 2006 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 7 juni 2006. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 oktober 2006, waar [appellante sub 1], vertegenwoordigd door A.F. Boonsma, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. M. de Hoop, H. Brinkman en ing. P. van der Veen, ambtenaren van het ministerie, zijn verschenen. De Vereniging voor Dorpsbelangen is ter zitting niet verschenen.

2. Overwegingen

Overgangsrecht

2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

Het bestreden besluit

2.2. Het tracébesluit heeft betrekking op de ombouw van de N31 tussen Zurich en Harlingen tot een 2x2 autoweg. Het tracébesluit voorziet in dat verband onder meer in de opheffing van enkele gelijkvloerse kruisingen.

Het standpunt van [appellante sub 1]

2.3. [appellante sub 1] stelt in beroep dat verweerder het tracébesluit ten onrechte heeft vastgesteld, voor zover daarin niet is bepaald dat het nieuw aan te leggen viaduct ten zuiden van Zurich en de verbindingsweg vanaf de Gooyumerweg worden uitgevoerd met twee rijbanen van ieder tenminste 3,25 meter breed. Ook dienen met het oog op de toename van de verkeersintensiteit de smalle weggedeelten van de Ald Mar te worden verbreed tot tenminste 6,5 meter, aldus appellante. Tenslotte leidt volgens haar de kromming van het viaduct tot een gevaarlijke situatie. Zij stelt hierdoor schade te lijden.

Het standpunt van verweerder

2.4. Verweerder heeft mede naar aanleiding van de inspraakreactie van [appellante sub 1] voorzien in de aanleg van een viaduct ten zuiden van Zurich. Hij stelt zich op het standpunt dat de rijbaanbreedte van zes meter op de weg naar het viaduct toe en op het viaduct zelf zijn ontworpen conform de normen van het Handboek Wegontwerp van februari 2002 van het Centrum voor Regelgeving en Onderzoek in de Grond, Water- en Wegenbouw en de Verkeerstechniek (hierna: CROW) en voldoen aan het concept Duurzaam Veilig. De kromming van het viaduct leidt volgens hem in de praktijk zelden tot grote problemen. Van een verkeersonveilige situatie is volgens hem dan ook geen sprake.

Vaststelling van de feiten

2.5. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.

2.5.1. [appellante sub 1] beschikt over zes vrachtwagens, waarvan drie diepladers, die worden gebruikt voor het vervoer van kranen. Wanneer de kranen op de dieplader staan, bedraagt de totale breedte maximaal 3,50 meter. Wekelijks worden volgens het deskundigenbericht met de diepladers ongeveer zes verkeersbewegingen van en naar het bedrijf gemaakt.

2.5.2. Thans rijdt [appellante sub 1] over de Ald Mar naar de verbinding met de N31. Het tracébesluit voorziet in een nieuw viaduct en een verbindingsweg over de N31 tussen de Caspar de Roblesdijk en Ald Mar/Gooyumerweg. Na uitvoering van het tracébesluit vervalt de bestaande gelijkvloerse aansluiting op de N31 en loopt de route vanaf de bestaande aansluiting verder over de Ald Mar, de verbindingsweg en het nieuwe viaduct.

2.5.3. In het tracébesluit is omtrent de breedte van het viaduct en de verbindingsweg niets vermeld. Volgens het verweerschrift zal de weg worden uitgevoerd met een breedte van zes meter, conform de richtlijnen van het CROW. Het betreft hier volgens verweerder een erftoegangsweg waarvoor een breedte van drie meter tot zes meter wordt geadviseerd. Op het viaduct zal volgens verweerder conform de ontwerprichtlijnen meer ruimte tussen de geleiderails zitten dan zes meter. Volgens het deskundigenbericht bedraagt deze ruimte bijna 6,50 meter en blijft het mogelijk enigszins uit te wijken naast de rijbaan.

2.5.4. Volgens het tracébesluit is de omvang van het viaduct geminimaliseerd om het landschap zoveel mogelijk open te houden en het uitzicht zoveel mogelijk vrij te houden. Hierdoor moet over korte afstand een hoogteverschil worden overwonnen, waardoor het viaduct een zekere kromming heeft.

2.5.5. Het tracébesluit heeft geen betrekking op de route over de Ald Mar van het bedrijf van [appellante sub 1] tot aan de verbindingsweg, behalve dat ingevolge artikel 8 van het tracébesluit de bochten op onder meer de Ald Mar worden verbeterd. De breedte van deze weg tot aan de bestaande aansluiting varieert thans tussen de 3,15 meter en 5,40 meter en blijft ongewijzigd. Volgens de Trajectnota/MER zal door de afsluiting van de bestaande aansluiting meer vrachtverkeer op het onderliggende wegennet rijden, maar de beperkte verschuivingen van verkeersstromen kunnen worden opgevangen.

2.5.6. Ingevolge artikel 19 van het tracébesluit kent de Minister van Verkeer en Waterstaat de belanghebbende die schade lijdt of zal lijden als gevolg van het tracébesluit op zijn verzoek een vergoeding toe, voor zover die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijne laste behoort te blijven en voor zover vergoeding niet, of niet voldoende, anderszins is verzekerd. Ter zake is de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 van toepassing verklaard.

Het oordeel van de Afdeling

2.6. Alhoewel dit in het tracébesluit niet expliciet is vastgelegd, blijkt uit het verweerschrift dat de weg op het viaduct en de verbindingsweg worden uitgevoerd met een breedte van zes meter. Ter zitting heeft verweerder dit bevestigd. De aanduiding "Verkeersdoeleinden" die op kaart 2 bij het tracébesluit aan deze gronden is toegekend, staat daaraan voorts niet in de weg. Nu deze breedte in overeenstemming is met de richtlijnen voor erftoegangswegen van het Handboek Wegontwerp van het CROW en volgens het deskundigenbericht ook op het viaduct de mogelijkheid zal bestaan om uit te wijken, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat deze breedte zal leiden tot verkeersonveilige situaties.

Appellante heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat de kromming van het viaduct in dit geval zal leiden tot onveilige situaties, zodat verweerder in redelijkheid heeft kunnen kiezen voor een minimaal ruimtebeslag met relatief steile opritten.

Ter zitting is onweersproken gesteld dat het gedeelte van de Ald Mar tussen de bestaande aansluiting en de nieuwe verbindingsweg, waar [appellante sub 1] in de toekomst ten gevolge van het tracébesluit van gebruik zal moeten maken, in de bochten is voorzien van grasbetonblokken, zodat de breedte waarvan de vrachtwagens gebruik kunnen maken in de bochten feitelijk groter is dan de breedte van de rijbaan. Voor zover het tracébesluit leidt tot een vergroting van de verkeersintensiteit op de Ald Mar, is in het tracébesluit voorzien in verbetering van de bochten in de Ald Mar.

Niet aannemelijk is dat de verkeersintensiteit na realisering van het tracébesluit zo groot zal zijn, dat de Ald Mar ook overigens moet worden verbreed. Daarbij heeft verweerder in redelijkheid kunnen betrekken dat de vrachtwagens van [appellante sub 1] in de huidige situatie al gebruik maken van de Ald Mar. Dat deze situatie thans niet optimaal is, zoals appellante stelt, is in dit verband niet van belang, omdat het tracébesluit is genomen met het oog op de verbetering van de verkeersveiligheid van de bestaande N31 en niet op verbetering van het onderliggende wegennet los daarvan. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid ook geen rekening behoeven te houden met de mogelijkheid dat [appellante sub 1] in de toekomst gebruik zal maken van grotere combinaties met een lengte van 25 meter, te meer nu hij dit voor het eerst ter zitting heeft aangevoerd.

Bij het voorgaande heeft de Afdeling mede in aanmerking genomen dat met de diepladers wekelijks slechts een gering aantal verkeersbewegingen wordt gemaakt.

Ten slotte bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 niet voldoet voor vergoeding van mogelijke schade ten gevolge van het tracébesluit.

Gelet op het vorenstaande is het beroep van [appellante sub 1] ongegrond.

Het standpunt van de Vereniging voor Dorpsbelangen

2.7. De Vereniging voor Dorpsbelangen stelt in beroep dat verweerder het tracébesluit ten onrechte heeft vastgesteld, voor zover daarin niet is voorzien in een voetgangersoversteekplaats bij Dijksterburen. Volgens haar zijn wandelaars gewend om juist daar over te steken en zal de traditionele wandelroute naar de Zeedijk verdubbelen van zes naar twaalf kilometer. Voorts wordt met het vervallen van de eeuwenoude oversteek bij Dijksterburen onvoldoende rekening gehouden met de oudheidkundige waarde van het Marnegebied.

Het standpunt van verweerder

2.8. Verweerder stelt zich op het standpunt dat gekozen is voor een voetgangersbrug bij de Strandweg en niet bij Dijksterburen naar aanleiding van enkele insprekers die zijn opgekomen voor de belangen van wandelaars. Een oversteek op deze plek verschaft een mooie geografische spreiding, bevindt zich nabij de Pingjumer Gulden Halsband en kan worden gebruikt in het kader van een Lange Afstand Wandelroute, aldus verweerder. Alhoewel wandelaars en fietsers door het opheffen van de oversteek bij Dijksterburen in hun mogelijkheden worden beperkt, wordt het niet onmogelijk gemaakt in de omgeving te wandelen of het Wad te bereiken, aldus verweerder.

Vaststelling van de feiten

2.9. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.

2.9.1. De kern Kimswerd ligt ten oosten van het tracé op een afstand van ongeveer 1,5 kilometer. In de bestaande situatie is het mogelijk om op vier plaatsen de N31 (gelijkvloers) over te steken, te weten (van zuid naar noord) bij Zurich, de Strandweg, bij Dijksterburen en bij de Kimswerderlaan.

In de omgeving liggen geen aparte wandel- en fietspaden, maar er bevinden zich wel twee officiële wandelroutes, de Pingjumer Gulden Halsband en een Lange Afstand Wandelpad Friese Kustpad (LAW 5-4). Door het vervallen van de oversteek bij Dijksterburen kunnen inwoners van Kimswerd hun traditionele wandelronde naar de Zeedijk niet meer maken. Volgens de Trajectnota/MER blijft voor het lokale verkeer uit het achterland een goede alternatieve route beschikbaar.

2.9.2. Volgens het deskundigenbericht zal de bereikbaarheid van Kimswerd marginaal afnemen.

Het oordeel van de Afdeling

2.10. Weliswaar zullen wandelaars en fietsers, in het bijzonder die uit Kimswerd, enigszins worden beperkt in hun mogelijkheden, maar verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat er voldoende alternatieven zijn om de N31 over te steken. Appellante heeft niet aannemelijk gemaakt dat het opheffen van de oversteek bij Dijksterburen de oudheidkundige waarde van het Marnegebied aantast. Gelet hierop heeft verweerder in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan de omstandigheden dat een oversteek bij de Strandweg zal zijn gelegen in de nabijheid van enkele officiële wandelroutes en dat die oversteek zich ongeveer halverwege de op te heffen oversteken bij Zurich en Dijksterburen zal bevinden, waardoor een goede geografische spreiding ontstaat, dan aan het belang van de inwoners van Kimswerd bij behoud van een oversteek bij Dijksterburen.

Gelet op het vorenstaande is het beroep van de Vereniging voor Dorpsbelangen ongegrond.

2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, en mr. A. Kosto en dr. K.J.M. Mortelmans, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjakovic, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Bošnjakovic
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 25 oktober 2006

410.