Uitspraak 201002321/1/R1


Volledige tekst

201002321/1/R1.
Datum uitspraak: 3 november 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 15 december 2009, kenmerk PZH-2009-143250148, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Nieuwkoop bij besluit van 23 april 2009 vastgestelde bestemmingsplan "Recreatieparken".

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 maart 2010, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 6 april 2010.

De raad heeft daartoe in de gelegenheid gesteld, een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 oktober 2010, waar het college, vertegenwoordigd door ing. J.A. Looij, werkzaam bij de provincie, is verschenen.
Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door drs. K.E. van Dijk en mr. A.C. Clerx, beiden werkzaam bij Advies & Ingenieursbureau Oranjewoud, en T. Amesz, werkzaam bij de gemeente, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.2. Het plan voorziet in een actuele planologische regeling voor de recreatieparken in het landelijk gebied aan de oostzijde van Nieuwkoop. Het betreft de volgende recreatieparken: Dolce Vita, Sans Souci, Beau Rivage I en II, Kromme Mijdrecht, Verheijen en Zomerlust. Bij het bestreden besluit heeft het college grotendeels goedkeuring verleend aan het plan.

2.3. [appellant] betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Recreatie (R)" en de subbestemming "Recreatiewoningen (Rz)" wat betreft zijn woning nr. […] op park Zomerlust. [appellant] stelt dat hij sinds de levering in april 1985 de woning ter plaatse permanent bewoont. Hij betoogt dat met het plan het gebruik voor woondoeleinden ter plaatse ten onrechte voor de derde maal onder het overgangsrecht is gebracht, terwijl niet aannemelijk is dat het gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd. Hij betoogt dat in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel ten onrechte geen woonbestemming aan het perceel is toegekend. Voorts voert [appellant] aan dat het plan in zoverre in strijd met het gelijkheidsbeginsel is vastgesteld, nu in het plan aan andere recreatieobjecten wel een woonbestemming is toegekend en aan de zijne niet.

2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat het toekennen van een woonbestemming ter plaatse in strijd is met het provinciaal beleid, zoals neergelegd in het streekplan Zuid-Holland Oost (hierna: het streekplan) en de nota "Regels voor Ruimte" voor het herbestemmen van recreatiewoningen tot burgerwoning, nu de recreatiewoning van [appellant] niet binnen de rode bebouwingscontour is gelegen. Daarnaast verzet het rijksbeleid zich eveneens tegen opname van een woonbestemming, aldus het college. Bij het voorgaande betrekt het college dat het gebruik van de woning door [appellant] onder het persoonsgebonden overgangsrecht van het plan valt en [appellant] hierdoor het huidige gebruik kan voortzetten.

2.5. Op 3 april 1985 is de recreatiewoning met nr. […] op park Zomerlust geleverd aan [appellant]. Vast staat dat [appellant] sinds 20 oktober 1986 in de Gemeentelijke Basisadministratie (hierna: GBA) op het perceel staat ingeschreven. Partijen verschillen van mening over het moment waarop de permanente bewoning van de woning nr. […] op park Zomerlust is aangevangen. [appellant] stelt dat hij ter plaatse sinds de levering woonachtig is, zodat deze permanente bewoning valt onder het overgangsrecht behorende bij het bestemmingsplan "Landelijk gebied Zevenhoven". De raad en het college stellen zich op het standpunt dat sprake is van permanente bewoning vanaf het moment van inschrijving in de GBA en het gebruik voor permanente bewoning derhalve niet onder het overgangsrecht behorende bij het bestemmingsplan "Landelijk gebied Zevenhoven" valt.

2.5.1. In het plan is aan de in geding zijnde gronden de bestemming "Recreatie" met de subbestemming "Recreatiewoning (Rz)" toegekend.

Ingevolge artikel 4.1 van de planvoorschriften zijn de gronden daarmee bestemd voor recreatiewoningen en daarbij behorende voorzieningen.

Ingevolge artikel 4.10 - voor zover hier van belang - wordt tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken in elk geval gerekend het gebruik van een recreatiewoning voor permanente bewoning.

Ingevolge artikel 17.4 mag het gebruik van gronden en bouwwerken dat in strijd is met het in artikel 4.10 bepaalde en dat reeds plaatsvond voor het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, worden voortgezet.

In artikel 17.5 is bepaald dat het bepaalde in artikel 17.4 niet van toepassing is op:

1. gebruik dat in strijd was met het voorheen, tot die datum geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;

2. gebruik dat viel onder het overgangsrecht van het voorheen, tot die datum geldende plan.

Ingevolge artikel 17.6 mag in afwijking van het bepaalde in artikel 17.5 gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende plan of viel onder het overgangsrecht van het voorheen geldende plan wel worden voortgezet door de personen genoemd in de lijst opgenomen als bijlage 1 bij de voorschriften van dit plan onder de voorwaarde dat die personen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan bij de GBA staat ingeschreven.

In bijlage 1 "Lijst persoonsgebonden overgangsrecht" behorende bij de planvoorschriften wordt [appellant] genoemd wat betreft recreatiewoning nr. […] op park Zomerlust.

2.5.2. In het bestemmingsplan "Landelijk gebied Zevenhoven" dat op 12 maart 1984 is vastgesteld en - voor zover hier van belang - is goedgekeurd bij besluit van 7 mei 1985 was aan de in geding zijnde gronden de bestemming "Recreatie" met de subbestemming "Zomerhuizen (Rz)" toegekend. Dit bestemmingsplan is partieel herzien door het bestemmingsplan "Landelijk gebied Zevenhoven, 1e herziening", dat op 30 oktober 1989 is vastgesteld en op 18 mei 1990 is goedgekeurd. De gronden wat betreft woning nr. […] op park Zomerlust maken geen onderdeel uit van deze partiële herziening.

2.6. Op 8 maart 2005 heeft het college de nota "Regels voor Ruimte" vastgesteld, die op 1 januari 2007 is bijgewerkt. In deze nota is bepaald dat het herbestemmen van bestaande recreatiewoningen tot burgerwoning slechts is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

- ligging binnen de rode contour / verstedelijkingscontour;

- geen strijdigheid met milieuwetgeving;

- er ontstaat geen behoefte aan nieuwe recreatiewoningen binnen de regio;

- de recreatiefunctie van het gebied komt niet in gevaar;

- het volume van de voormalige recreatiewoning wordt in het bestemmingsplan bevroren indien deze niet is gelegen in een gebied met de aanduiding "Stads- en dorpsgebied" op de plankaart van het streekplan.

In het streekplan, dat op 12 november 2003 door provinciale staten van Zuid-Holland is vastgesteld, en in de partiële herziening van dit streekplan, die op 28 juni 2006 is vastgesteld, is in de bijlage "Bebouwingscontouren" de omvang van het stedelijk gebied door gedetailleerde rode bebouwingscontouren aangegeven.

De Afdeling stelt vast dat de woning nr. […] op park Zomerlust niet binnen een rode bebouwingscontour ligt, zodat in ieder geval niet aan één van de voorwaarden is voldaan die de nota "Regels voor Ruimte" stelt. Reeds hierom heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is voldaan aan het provinciaal beleid voor het herbestemmen van bestaande recreatiewoningen tot reguliere woningen.

[appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van feiten of omstandigheden op grond waarvan een uitzondering op dit beleid had moeten worden gemaakt.

Daargelaten de vraag of het gebruik voor permanente bewoning van de recreatiewoning van [appellant] reeds een aanvang heeft genomen voor de inwerkingtreding van het plan "Landelijk gebied Zevenhoven" en dit gebruik derhalve onder het overgangsrecht behorende bij dat plan valt, volgt uit het eventuele feit dat door het college van burgemeester en wethouders onder de werking van het bestemmingsplan "Landelijk gebied Zevenhoven" vanwege de toepasselijkheid van het algemene overgangsrecht niet handhavend kon worden opgetreden tegen het gebruik als burgerwoning niet dat een met het gebruik als burgerwoning overeenstemmende bestemming aan het perceel dient te worden toegekend en dat het college, nu een dergelijke bestemming niet is toegekend, om die reden goedkeuring aan het plandeel had moeten onthouden. In dit verband is van belang dat gebruik in strijd met een vigerende bestemming dan wel gebruik dat onder het overgangsrecht valt in beginsel geen gerechtvaardigde rechten en verwachtingen doet ontstaan.

Bij het voorgaande betrekt de Afdeling dat, gelet op de overwegingen 2.5.1 en 2.5.2, het gebruik van de woning door [appellant] onder het in artikel 17.6 van de planvoorschriften opgenomen gebruiksovergangsrecht valt en het gebruik door anderen dan [appellant] van het overgangsrecht is uitgesloten. Hiermee is in het plan een persoonsgebonden overgangsrecht gecreëerd. Verder neemt de Afdeling in ogenschouw dat op 2 augustus 2006 door het college van burgemeester en wethouders aan [appellant] een persoonsgebonden gedoogbeschikking voor het permanent bewonen van de recreatiewoning nr. […] op park Zomerlust is verleend. Het college heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat met afgifte van de persoonsgebonden gedoogbeschikking en opname van het aan de persoon van [appellant] gebonden overgangsrecht een voorziening is getroffen waarmee kan worden tegemoetgekomen aan het belang van de gebruiker/rechthebbende het reeds langdurige gebruik als burgerwoning voort te zetten.

Ten aanzien van de door [appellant] gemaakte vergelijking met andere recreatieobjecten in de omgeving waaraan wel een woonbestemming is toegekend, wordt overwogen dat de raad zich ter zitting op het standpunt heeft gesteld dat deze situaties verschillen van de aan de orde zijnde situatie omdat in die gevallen de percelen in het voorgaande plan waren bestemd voor "Woondoeleinden". In hetgeen [appellant] heeft aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] genoemde situaties niet overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie.

2.7. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan op dit punt niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep is ongegrond.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.H. Nienhuis, ambtenaar van staat.

w.g. Hoekstra w.g. Nienhuis
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2010

466.