Uitspraak 201001146/1/H3


Volledige tekst

201001146/1/H3.
Datum uitspraak: 29 september 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

wijlen [appellant]

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2010 in zaak nr. 343018/ F2 RK 09-2799 in het geding tussen:

[appellant]

en

de burgemeester van Spijkenisse.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 oktober 2009 heeft de burgemeester aan [appellant] een huisverbod opgelegd met betrekking tot de woning gelegen aan de [locatie] te [plaats]. Bij besluit van 6 november 2009 heeft de burgemeester het huisverbod verlengd met achttien dagen.

Bij uitspraak van 13 januari 2010, verzonden op 15 januari 2010, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, na doorzending door de rechtbank Rotterdam bij de Raad van State ingekomen op 29 januari 2010, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 maart 2010.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[gemachtigde] van de inmiddels overleden [appellant], heeft namens [belanghebbende] een nader stuk ingediend.

De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 augustus 2010, waar [gemachtigde] en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. R. Evenblij en drs. E. Franse, beiden werkzaam bij de gemeente Spijkenisse, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting [belanghebbende], bijgestaan door [gemachtigde], als belanghebbende gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ambtshalve overweegt de Afdeling als volgt. [appellant] is op 5 februari 2010, derhalve na het instellen van het hoger beroep, overleden. Zijn procesbelang is met zijn overlijden komen te vervallen.

[belanghebbende] heeft te kennen gegeven het hoger beroep van [appellant] te willen voortzetten. De Afdeling is echter geen rechtsregel bekend op grond waarvan zij in dit hoger beroep ontvangen zou kunnen worden. Desgevraagd heeft ook [belanghebbende] niet kunnen aangeven in welke hoedanigheid en op grond van welke wettelijke bepaling zij in het hoger beroep van wijlen [appellant] zou kunnen worden ontvangen.

2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van staat.

w.g. Claessens w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2010

280-640.