Uitspraak 201001472/1/H3


Volledige tekst

201001472/1/H3.
Datum uitspraak: 29 september 2010.

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellanten] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), allen wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 13 januari 2010 in zaken nrs. 09/2662 en 09/3263 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp.

1. Procesverloop

Bij besluit van 25 juni 2008 heeft het college een aantal samenhangende verkeersbesluiten genomen, waaronder begrepen de afsluiting voor motorvoertuigen van de Overgauwseweg te Pijnacker ten zuiden van de Oude Leedeweg 1.

Bij besluit van 17 februari 2009 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 13 januari 2010, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2010, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Het college heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 augustus 2010, waar [appellant], bijgestaan door mr. P.J.L.J. Duijsens, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. C.J.A. Boere, advocaat te Alphen aan den Rijn, en D.J. van Zoomeren, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot het verzekeren van de veiligheid op de weg.

Ingevolge artikel 18, derde lid, worden bij algemene maatregel van bestuur regels vastgesteld omtrent de eisen waaraan verkeersbesluiten dienen te voldoen alsmede omtrent de totstandkoming en de inwerkingtreding van die besluiten.

Aan artikel 18, derde lid, van de Wvw 1994 is gevolg gegeven in de artikelen 21 en 23 tot en met 27 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW).

Ingevolge artikel 21 van het BABW vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.

Ingevolge artikel 24, aanhef en onder a, worden verkeersbesluiten genomen na overleg met de korpschef van het betrokken regionale politiekorps.

2.2. Het college heeft het besluit van 25 juni 2008 genomen met het oog op het in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994 genoemde belang van verkeersveiligheid. Door de aanleg van de N470 en de aanleg van de woonwijken Tuindersdorp en Keijzershof is het volgens het college noodzakelijk om de Overgauwseweg af te sluiten, omdat dit anders zou leiden tot een toenemend gebruik van deze weg als sluiproute. In de eindsituatie vanaf 2011 zal door de aanleg van de Tuindersweg de Overgauwseweg voor motorvoertuigen weer bereikbaar worden en zal de Overgauwseweg ten zuiden van nr. 76 veranderen in een brom- en fietspad. Tevens is een speciale tunnel voor fietsers en bromfietsers gemaakt onder de N470 in het verlengde van de Oude Leedeweg. Het doel van de aanleg van het brom- en fietspad en de tunnel is het bevorderen van snelle en veilige brom- en fietspaden.

2.3. [appellant] komt op tegen het oordeel van de rechtbank dat het college in redelijkheid tot het verkeersbesluit heeft kunnen komen. Hij betoogt dat zijn belang in onvoldoende mate is afgewogen tegen het bij het nemen van het verkeersbesluit betrokken belang. Hiertoe voert hij aan dat hij door de wegafsluiting moet omrijden, wat een onaanvaardbaar tijdverlies oplevert. Voorts stelt [appellant] dat het college nimmer overleg met hem heeft gevoerd voordat het verkeersbesluit is genomen. Verder ontbreekt volgens hem bewijs dat de politie een positief advies heeft uitgebracht aan het college met betrekking tot het te nemen verkeersbesluit. Ten slotte stelt hij dat een meerderheid van de bewoners tegen de afsluiting van de Overgauwseweg is. Dit blijkt volgens hem uit de overgelegde lijst met handtekeningen.

2.4. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 10 januari 2007 in zaak nr. 200605125/1) komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van een dergelijk besluit terughoudend moeten opstellen en dienen te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen niet zodanig onevenwichtig is, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.

2.4.1. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat het college voldoende duidelijk heeft gemotiveerd dat het primaire doel van het verkeersbesluit is gelegen in de verkeersveiligheid. Door de sluiting van de Overgauwseweg wordt het brom- en fietsverkeer op een veilige manier bevorderd en worden verkeersproblemen vermeden doordat de weg niet als sluiproute kan worden gebruikt. Het college heeft de hiervoor genoemde belangen afgewogen tegen de nadelige effecten voor [appellant]. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat [appellant] niet onevenredig in zijn belang is geschaad doordat de Overgauwseweg wordt afgesloten. Daarbij heeft het college mede in aanmerking mogen nemen dat de afsluiting van de Overgauwseweg tijdelijk is. Na de aanleg van de Tuindersweg, die naar verwachting in 2011 gereed is, zal een nieuwe verbinding ontstaan met het centrum van Pijnacker, waardoor de bereikbaarheid aanzienlijk wordt verbeterd. Tijdens de afsluiting zijn de woningen dan wel bedrijven van [appellant], zij het na omrijden via een andere route, nog steeds bereikbaar.

Het betoog van [appellant] dat het college nimmer overleg met hem heeft gevoerd treft geen doel. Voorafgaand aan het verkeersbesluit zijn de belanghebbenden geïnformeerd en is met hen overleg gepleegd. Het college heeft met een enquête onder de omwonenden de meningen over afsluiting gepolst en gesprekken gevoerd met bewonersverenigingen, een aantal bedrijven en enkele individuele bewoners. Uit de overgelegde enquête blijkt dat een meerderheid van de omwonenden voor de afsluiting van de Overgauwseweg was.

Ten slotte heeft de rechtbank terecht overwogen dat voldoende aannemelijk is geworden dat het college het ingevolge artikel 24 van het BABW vereiste overleg met de politie heeft gehad en dat de politie een positief advies heeft uitgebracht over het te nemen verkeersbesluit. Uit de door het college als nader stuk overgelegde mailwisseling blijkt dat overleg is gepleegd met de politie Haaglanden. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 oktober 2005 in zaak nr. 200406263/1) stelt artikel 24 van het BABW geen eisen aan de vorm waarin overleg als zodanig dient plaats te vinden.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van staat.

w.g. Van Altena w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2010.

280-637.