Uitspraak 200605453/1


Volledige tekst

200605453/1.
Datum uitspraak: 27 september 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekers], handelend onder de naam "Café-Pension Wassie", beiden wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Thorn,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 april 2006 heeft verweerder nadere eisen als bedoeld in artikel 5 van het Besluit horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) gesteld ten aanzien van de horeca-inrichting "Café-Pension Wassie" op het perceel Eind 5 te Thorn.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij brief van 24 juli 2006, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 september 2006, waar [verzoeker] in persoon en bijgestaan door mr. Y.M. van der Meulen-Krouwel, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E. Sentjens, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De bij het primaire besluit gestelde nadere eisen luiden als volgt:

1. Op een zich binnen de inrichting bevindende muziekinstallatie dient een geluidbegrenzer te zijn aangebracht die tot gevolg heeft dat het vanwege deze installatie veroorzaakte geluidniveau maximaal 81 dB(A) kan bedragen.

2. Wanneer binnen de inrichting mechanische muziek ten gehore wordt gebracht dienen de deuren van het café naar de zaal, behoudens voor het kortdurend doorlaten van personen en/of goederen, gesloten te zijn.

2.2. Verzoekers betogen dat verweerder ten onrechte nadere eisen heeft gesteld ten aanzien van "Café-Pension Wassie". Hiertoe voeren zij aan dat niet is komen vast te staan dat de geluidnormen uit het Besluit stelselmatig worden overschreden. Bij drie recente geluidmetingen is namelijk slechts één overschrijding van de geluidnormen geconstateerd, aldus verzoekers. Verder wordt volgens verzoekers in het akoestisch onderzoeksrapport van Cauberg-Huygen van 26 juli 2005, kenmerk 2005.1461-1 (hierna: het akoestisch onderzoeksrapport), slechts gesteld dat zonder geluidbegrenzer de geluidnormen theoretisch gezien overschreden zouden kunnen worden. Nu verzoekers in het verleden reeds dure investeringen hebben gedaan in het kader van geluidisolering achten zij de gestelde nadere eisen, die volgens hen louter vanwege klachten van omwonenden zijn opgelegd, onredelijk en onzorgvuldig.

2.3. Verweerder voert aan dat uit het akoestisch onderzoeksrapport blijkt dat met de huidige muziekinstallatie een equivalent geluidniveau van 85 dB(A) kan worden geproduceerd en dat het maximaal toelaatbare equivalente geluidniveau in de inrichting 81 dB(A) bedraagt. Indien de deuren van het café naar de zaal openstaan is het maximaal toelaatbare equivalente geluidniveau in de inrichting 66 dB(A), zo volgt uit het akoestisch onderzoeksrapport. Derhalve is volgens verweerder niet uit te sluiten dat de geluidnormen uit het Besluit overschreden kunnen worden, zoals ook bij één van de geluidmetingen is geconstateerd. Gelet hierop stelt verweerder zich op het standpunt dat hij de nadere eisen in redelijkheid heeft kunnen opleggen.

2.4. De Voorzitter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de in rechtsoverweging 2.3 genoemde conclusies uit het akoestisch onderzoeksrapport. Deze conclusies worden door verzoekers op zich ook niet bestreden. Het betoog van verzoekers dat de maximale capaciteit van de muziekinstallatie nooit wordt gebruikt aangezien de muziekinstallatie dan al snel defect zou raken, doet er niet aan af dat, zoals ter zitting naar voren is gekomen, af en toe wel meer dan 81 dB(A) wordt geproduceerd, zodat niet is uitgesloten dat de geluidnormen uit het Besluit worden overschreden door het in werking zijn van de muziekinstallatie. Daarbij is het van belang dat de inrichting - waarvoor ingevolge overgangsrecht hogere geluidnormen gelden dan gebruikelijk is voor horeca-inrichtingen - is ingebouwd tussen een aantal geluidgevoelige objecten, zodat de minste overschrijding van de grenzen licht aanleiding geeft tot klachten van omwonenden. Ter zitting is gesproken over het effect van de klachten van omwonenden op verzoekers en hun bedrijf. De Voorzitter merkt op dat hij, zeker gezien de investeringen die verzoekers al hebben gedaan en hun bereidwilligheid op dit punt, begrip heeft voor de situatie van verzoekers. Zoals ter zitting is besproken zullen verzoekers door te voldoen aan de thans gestelde nadere eisen, waarvan onbetwist is dat die geen grote financiële investering hoeven te vergen, hun positie op dit punt kunnen verbeteren. De Voorzitter is van oordeel dat verweerder de nadere eisen ten aanzien van "Café-Pension Wassie" in redelijkheid heeft kunnen stellen.

2.5. Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.

w.g. Konijnenbelt w.g. De Vink
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2006

154-493.