Uitspraak 200606170/1


Volledige tekst

200606170/1.
Datum uitspraak: 20 september 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van West Maas en Waal,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 juli 2006 heeft verweerder de door verzoeker ingediende aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer van eind maart 2006 buiten behandeling gelaten.

Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 17 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 augustus 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 15 september 2006, waar verzoeker in persoon en bijgestaan door M. Mulders, en verweerder, vertegenwoordigd door ing. J.Y.I.J. Wattjes, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Verweerder heeft ter zitting verklaard dat op 25 september 2006 de hoorzitting in het kader van de bezwaarschriftprocedure zal plaatsvinden. Daarom is de Voorzitter van oordeel dat met het verzoek van verzoeker om het treffen van een voorlopige voorziening geen spoedeisend belang is gemoeid. Partijen hebben ter zitting verklaard, ernstig te zullen proberen om tijdig voor 25 september 2006 overeenstemming te bereiken over een aanvraag die aan de eisen voldoet.

2.2. Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

2.4. Verweerder heeft verzocht verzoeker in de proceskosten te veroordelen.

Ingevolge artikel 8:75, eerste lid, derde volzin, van de Algemene wet bestuursrecht kan een natuurlijke persoon slechts in de proceskosten worden veroordeeld in geval van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht.

De Voorzitter acht daarvan in dit geval geen sprake.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. de Vink, ambtenaar van Staat.

w.g. Konijnenbelt w.g. De Vink
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2006

154-493.