Uitspraak 201000849/3/R3


Volledige tekst

201000849/3/R3.
Datum uitspraak: 2 augustus 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoekster], gevestigd te [plaats],

en

de raad van de gemeente Tilburg,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2009 heeft de raad van de gemeente Tilburg het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Vossenberg 2008" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2010, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 mei 2010, heeft zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 juli 2010, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. A. Kamphuis, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door W.A.H. Maas en G.I.J.G. Sperber, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn ter zitting de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Hornbach Holding B.V., Hornbach Bouwmarkt (Nederland) B.V. en Hornbach Real Estate Tilburg B.V., vertegenwoordigd door mr. G.H.J. Heutink, advocaat te Amsterdam, als belanghebbenden gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. [verzoekster] heeft geen zienswijze naar voren gebracht over het ontwerpplan. Voorts heeft zij buiten de daartoe gestelde termijn beroep ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van het plan. Zij betoogt dat haar dit redelijkerwijs niet kan worden verweten althans dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat zij in verzuim is geweest, zodat niet-ontvankelijkverklaring van het beroep achterwege dient te blijven.

Daartoe voert zij onder meer aan dat het gemeentebestuur haar een persoonlijke kennisgeving heeft verzonden in een nagenoeg gelijktijdig lopende procedure omtrent een projectbesluit voor een ontwikkeling die ook in het bestemmingsplan mogelijk is gemaakt. Gelet hierop mocht zij er gerechtvaardigd op vertrouwen dat zij in de bestemmingsplanprocedure eveneens een persoonlijke kennisgeving zou ontvangen van de terinzagelegging van zowel het ontwerp als het vastgestelde plan.

2.2.1. [verzoekster] bestrijdt niet dat is voldaan aan de wettelijke vereisten ter zake van de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerp-plan. In de Wet ruimtelijke ordening noch in enig ander wettelijk voorschrift valt een bepaling aan te wijzen op grond waarvan het gemeentebestuur in een geval als hier aan de orde verplicht is eventuele belanghebbenden persoonlijk in kennis te stellen van de terinzagelegging van een ontwerp voor een bestemmingsplan. Voorts heeft [verzoekster] niet gesteld dat van de zijde van het gemeentebestuur een toezegging van die strekking is gedaan dan wel dat het gemeentebestuur terzake een bestendig beleid hanteert. De voorzitter verwacht op voorhand niet dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [verzoekster] aan het feit dat zij wél persoonlijk in kennis is gesteld van de terinzagelegging van een ontwerp-projectbesluit met betrekking tot gronden in het plangebied, gerechtvaardigd de gestelde verwachting heeft kunnen ontlenen, reeds omdat de persoonlijke kennisgeving ("bewonersbrief") over het ontwerp-projectbesluit is verzonden nadat een informatieavond heeft plaatsgevonden over het bestemmingsplan en nadat het ontwerp-plan ter inzage is gelegd.

2.2.2. Gelet op het voorgaande verwacht de voorzitter dat het beroep van [verzoekster] niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zodat aanleiding bestaat het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.M. van der Heijden, ambtenaar van Staat.

w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van der Heijden
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2010

516.