Uitspraak 200509891/1


Volledige tekst

200509891/1.
Datum uitspraak: 20 september 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. [appellant sub 1, wonend te [woonplaats],
2. [appellanten sub 2], wonend te [plaats] (Frankrijk) respectievelijk [woonplaats], gemeente Raalte

tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 03/731, 03/808 en 03/845 van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 oktober 2005 in het geding tussen:

appellanten en [rechtbank], wonende te [woonplaats], gemeente Raalte

en

het college van burgemeester en wethouders van Raalte.

1. Procesverloop

Bij afzonderlijke besluiten van 6 november 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Raalte (hierna: het college) aan [vergunninghouder] 11 bouwvergunningen verleend voor het bouwen van recreatiewoningen op een terrein nabij [locatie] te [plaats] (hierna: de percelen).

Bij besluit, neergelegd in brieven van 27 mei 2003, heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 28 oktober 2005, verzonden op 28 oktober 2005, heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad (hierna: de rechtbank) de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellant sub 1 bij brief van 1 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 2 december 2005, en appellanten sub 2 bij brief van 7 december 2005, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 26 januari 2006 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 augustus 2006, waar appellant sub 1 in persoon, appellanten sub 2, bijgestaan door mr. K.M. Peters, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door H.W. Ruiterkamp, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], bijgestaan door mr. drs. C.C. van Harten, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. De hoger beroepen richten zich tegen het oordeel van de rechtbank dat op de percelen het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in hoofdzaak gemeente Dalfsen 1964" geldt omdat het college van gedeputeerde staten voor die percelen goedkeuring heeft onthouden aan het opvolgende bestemmingsplan "Recreatieterrein Twentseweg e.o.". Daartoe voeren appellanten aan dat het college van gedeputeerde staten de bestemming "recreatieve doeleinden, categorie RW", die ingevolge het bestemmingsplan "Recreatieterrein Twentseweg e.o." aan de percelen is gegeven, als zodanig heeft goedgekeurd en de onthouding van goedkeuring slechts ziet op de bouwvlakken op de percelen.

2.2. Bij besluit van 27 maart 1996 heeft het college van gedeputeerde staten, voor zover hier van belang, het bestemmingsplan "Recreatiewoning Twentseweg e.o." goedgekeurd met uitzondering van de op de plankaart roodomrande gedeelten. Op de plankaart zijn op de gronden met de bestemming "Recreatieve doeleinden, categorie RW (recreatieverblijven)" roodomrande gedeelten getekend, waarvan de rode lijnen betrekking hebben op de percelen getekende bouwvlakken, die slechts een gering deel van de gronden met genoemde bestemming omvatten.

De Afdeling heeft in de uitspraak van 10 september 1998 in zaak no. E01.96.0250 (aangehecht) overwogen dat het college van gedeputeerde staten, omdat de bouwmogelijkheden niet zien op een complexgewijze realisatie en exploitatie van het recreatieterrein, bij het besluit van 27 maart 1996 goedkeuring heeft onthouden aan zestien bouwvlakken, bestemd voor "Recreatieve doeleinden, categorie RW (recreatiewoonverblijven)". Het oordeel van de rechtbank dat goedkeuring is onthouden aan delen van de plankaart is hiermee niet in overeenstemming. De onthouding van goedkeuring door het college van gedeputeerde staten heeft dan ook niet tot gevolg dat het bestemmingsplan "Recreatieterrein Twentseweg e.o." wat betreft de percelen niet van kracht is geworden. De onthouding van goedkeuring heeft slechts tot gevolg dat de bouwvlakken en daarmee de bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan "Recreatieterrein Twentseweg e.o.", zoals vastgesteld door de gemeenteraad, bood, zijn vervallen. De bestemming "Recreatieve doeleinden, categorie RW (recreatiewoonverblijven)" is, zoals appellanten betogen, op de percelen blijven rusten.

De rechtbank heeft derhalve miskend dat het college de bouwplannen ten onrechte heeft getoetst aan het bestemmingsplan "Uitbreidingsplan in hoofdzaak gemeente Dalfsen 1964". Het betoog slaagt.

2.3. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de bij de rechtbank ingestelde beroepen alsnog gegrond verklaren en de beslissing op bezwaar, nu de bouwplannen niet zijn getoetst aan het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Recreatieterrein Twentseweg e.o.", vernietigen.

2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de hoger beroepen gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 oktober 2005 in zaak nos. AWB 03/731, 03/808 en 03/845;

III. verklaart de door appellanten bij de rechtbank ingestelde beroepen gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Raalte van 27 mei 2003, kenmerk 24/101162/ms;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Raalte tot vergoeding van bij appellant sub 1 en appellanten sub 2 in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 37,27 (zevenendertig euro en zevenentwintig cent) respectievelijk € 1.326,37 (zegge: dertienhonderdzesentwintig euro en zevenendertig cent), waarvan een gedeelte groot € 1.288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Raalte aan appellant sub 1 respectievelijk appellanten sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de gemeente Raalte aan appellant sub 1 en aan appellanten sub 2 ieder het door hen voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 323,00 (zegge: driehonderddrieëntwintig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. E.M.H. Hirsch Ballin, Voorzitter, en mr. H. Troostwijk en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.

w.g. Hirsch Ballin w.g. Van Heusden
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 september 2006

163-499.