Uitspraak 200603788/2


Volledige tekst

200603788/2.
Datum uitspraak: 7 september 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

1. de stichting "Stichting Milieuzorg Zeist e.o." (hierna: de stichting), gevestigd te Zeist,
2. de vereniging "Buurt- en Belangenvereniging Huis ter Heide" (hierna de vereniging), gevestigd te Zeist,
verzoekers,

en

het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2005 heeft de gemeenteraad van Zeist, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 augustus 2005, het bestemmingsplan "Oud Zandbergen e.o." vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 25 april 2006, no. 2006REG001121i, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekster sub 1 bij brief van 14 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2006, en verzoekster sub 2 bij brief van 20 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 21 juni 2006, beroep ingesteld. Bij brief van 14 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2006, heeft verzoekster sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft verzoekster sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 29 augustus 2006, waar verzoekster sub 1, vertegenwoordigd door ir. P.B. Greeven, verzoekster sub 2, vertegenwoordigd door [voorzitter] van de Buurt- en Belangenvereniging Huis ter Heide, [belanghebbenden], en verweerder, vertegenwoordigd door G.A. de Mello en J. de Rooij, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Zeist, vertegenwoordigd door mr. H.R.A. Beenen, mr. C.A.C.M. van der Wee, ambtenaren van de gemeente, mr. H. van Veldhuisen, en J. Niessink, ambtenaar van de milieudienst Zuidoost Utrecht.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

2.3. Het plan voorziet onder meer in de aanleg van een autoboulevard ten zuiden van de buitenplaats Oud-Zandbergen.

2.4. De vereniging stelt dat verweerder haar bedenkingen onvolledig heeft samengevat en dat verweerder haar belangen onvoldoende bij het bestreden besluit heeft betrokken.

Verder is volgens de stichting en de vereniging niet aangetoond dat het plan voldoet aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit (2005). Zij betogen dat de door de gemeenteraad toegepaste saldering onvoldoende is onderbouwd. De vereniging voegt daaraan toe dat de variant waarbij geen ontsluitingsweg vanaf de Huis ter Heide weg wordt aangelegd, ten onrechte niet in het luchtkwaliteitsonderzoek is onderzocht. Tevens twijfelen verzoeksters aan de uitgangspunten en uitkomsten van het geactualiseerde luchtkwaliteitsonderzoek.

Verder is het plan volgens de stichting in strijd met de Flora- en faunawet en is de boscompensatie alsmede de compensatie voor de hazelworm onvoldoende verzekerd. Tevens betwijfelt zij of het plan voldoet aan de Nota Mobiliteit.

Voorts stelt de stichting dat de onderwerpelijke gronden in het streekplan ten onrechte binnen de rode contour zijn gebracht. Ook maakt het plan volgens verzoekster ten onrechte bebouwing in de provinciale Cultuurhistorische Hoofdstructuur mogelijk. Tevens wijst de vereniging erop dat de buitenplaats is aangewezen als rijksmonument. Zij vreest voor aantasting van de cultuurhistorische waarden. Bovendien was ten tijde van de vaststelling/goedkeuring van het plan geen monumentenvergunning verleend, aldus verzoekster.

De stichting betoogt dat de aanleg van de autoboulevard de robuuste ecologische corridor tussen Huis ter Heide en Soesterberg zal aantasten.

Verder stelt zij dat ten onrechte niet is getoetst of het plan strijdt met het project "Hart van de heuvelrug", als genoemd in het streekplan, en zijn volgens haar in het "Natuurgebiedsplan Utrechtse Heuvelrug" ten onrechte geen natuurdoelen opgesteld voor het zuidelijke gedeelte van de Utrechtse heuvelrug. Voorts is het plan volgens haar in strijd met de "Grondwatervisie Utrechtse Heuvelrug".

Verder betoogt de stichting dat de in het plan voorziene autoboulevard niet kan worden aangemerkt als een duurzaam bedrijventerrein in de zin van het gemeentelijke milieubeleidsplan.

Tevens zal realisering van het plan leiden tot verkeersoverlast, aldus verzoeksters. De vereniging heeft er in dit kader op gewezen dat het plan niet direct voorziet in een ontsluitingsweg vanaf de Huis ter Heide weg.

Ook de met de aanleg van de boulevard gepaard gaande verplaatsingen naar het noordelijke gedeelte van de buitenplaats leiden tot een aantasting van de ecologische, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, aldus verzoeksters.

Tevens stelt de stichting dat alternatieve locaties voor de autoboulevard opnieuw zouden moeten worden bezien, aangezien een eerder uitgevoerd alternatievenonderzoek inmiddels achterhaald is. Verder twijfelt verzoekster aan de behoefte aan de autoboulevard.

2.5. Verweerder heeft geen aanleiding gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft het plan goedgekeurd.

Hij heeft hiertoe overwogen dat aan de normen van het Besluit luchtkwaliteit wordt voldaan en dat het plan evenmin in strijd is met de Flora- en faunawet dan wel met rijks-, provinciaal of gemeentelijk beleid. Hij is van mening dat verwezenlijking van het plan geen onevenredige aantasting van de natuur-, landschappelijke en ecologische waarden tot gevolg heeft.

2.6. De Voorzitter stelt vast dat de standpunten van verzoeksters en verweerder sterk uiteenlopen. De beantwoording van de door verzoeksters opgeworpen vragen vergen nader onderzoek, dat het kader van de onderhavige procedure te buiten gaat. De Voorzitter zal bevorderen dat een zodanig onderzoek door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak wordt uitgevoerd. In afwachting van de behandeling van de bodemprocedure waarin de uitkomst van dit onderzoek aan de orde kan komen, zijn onomkeerbare ontwikkelingen niet gewenst. Derhalve ziet hij reeds hierom aanleiding het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen.

2.7. Ten aanzien van de vereniging "Buurt- en belangenvereniging Huis ter Heide" dient verweerder op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

Ten aanzien van de stichting "Stichting Milieuzorg Zeist e.o." is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Utrecht van 25 april 2006, 2006REG001121i;

II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Utrecht tot vergoeding van bij de vereniging "Buurt- en Belangenvereniging Huis ter Heide" in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 23,27 (zegge: drieëntwintig euro en zevenentwintig cent); het dient door de provincie Utrecht aan verzoekster sub 2 onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. gelast dat de provincie Utrecht aan de stichting "Stichting Milieuzorg Zeist e.o." en de vereniging "Buurt- en Belangenvereniging Huis ter Heide" het door ieder van hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.F.W. Tuit, ambtenaar van Staat.

w.g. Kosto w.g. Tuit
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2006

425.