Uitspraak 200605397/1 en 200605397/2


Volledige tekst

200605397/1 en 200605397/2.
Datum uitspraak: 28 augustus 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 06/722 en 06/723 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg, verzonden op 17 juli 2006, in het geding tussen:

appellante

en

de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 februari 2006 heeft de Algemeen Directeur van de Dienst Wegverkeer (hierna: de RDW) de bevoegdheid Tenaamstelling Voertuigbedrijf van appellante voor een periode van zes weken ingetrokken.

Bij besluit van 12 juni 2006 heeft de RDW het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak, verzonden op 17 juli 2006, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Middelburg (hierna: de voorzieningenrechter), voor zover thans van belang, het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 21 juli 2006, bij de Raad van State per faxbericht ingekomen op die dag, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Tevens heeft appellante de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2006, waar appellante, vertegenwoordigd door mr. R. Visser, advocaat te 's-Hertogenbosch, en R. van Heuveln, directie-secretaris bij appellante, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. R. Bal, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.

2.1. Overwegingen

2.2. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.3. Ingevolge artikel 62, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW) kan de Dienst Wegverkeer aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon een erkenning verlenen waardoor deze is gerechtigd motorrijtuigen en aanhangwagens, waarvan hij de eigendom heeft verkregen, in zijn bedrijfsvoorraad op te nemen.

Op grond van artikel 62, vierde lid, WVW kunnen bij ministeriële regeling voorschriften worden vastgesteld die aan een erkenning worden verbonden en kunnen met betrekking tot die voorschriften regels worden vastgesteld. Deze voorschriften en regels zijn vastgesteld - onder meer - bij de Regeling erkenning bedrijfsvoorraad van 13 december 1994, Stcrt. 248 (hierna: de Regeling) en het Kentekenreglement (Stb. 596, 1996).

Ingevolge artikel 65, tweede lid, aanhef en onder c, WVW, voor zover van belang, kan de Dienst Wegverkeer een erkenning intrekken indien degene aan wie de erkenning is verleend handelt in strijd met een of meer uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.

De Regeling bepaalt in artikel 9, eerste lid, dat het erkende bedrijf het bij of krachtens de wet bepaalde omtrent de bedrijfsvoorraad, de erkenning alsmede de registratie, het gebruik en de beëindiging van de registratie van de tot de bedrijfsvoorraad behorende voertuigen, in acht moet nemen.

Ingevolge het tweede lid draagt het erkende bedrijf er zorg voor dat bij voortduring wordt voldaan aan de eisen en voorschriften die gelden voor de erkenning.

In artikel 15b, tiende lid, is bepaald dat indien de aanvraag van een kentekenbewijs of een deel I B wordt gedaan door een rechtspersoon, en aan het erkende bedrijf hiertoe een ondertekende machtiging met bijbehorende bescheiden als bedoeld in artikel 25a, derde lid, of artikel 28a, derde lid, van het Kentekenreglement, is verstrekt, het erkende bedrijf de gegevens vermeld in artikel 25a, derde lid, onderdeel c, onder 1º tot en met 5º, van het Kentekenreglement, verstrekt aan de Dienst Wegverkeer. Indien de aanvraag betrekking heeft op een deel I B, meldt het erkende bedrijf tevens de meldcode en de duplicaatcode, vermeld op het na 30 mei 2004 afgegeven deel II dan wel het overschrijvingsbewijs.

2.4. Met betrekking tot het toezicht op erkenningen bedrijfsvoorraad en (handelaars) kentekenbewijzen voert de RDW een beleid dat is neergelegd in zogeheten toezichtbeleidsbrieven. De in deze zaak van toepassing zijnde
- ook aan appellante toegezonden - toezichtbeleidsbrief dateert van 15 november 2005.

2.5. Volgens het sanctiebeleid in deze toezichtbeleidsbrief kan bij constatering van overtredingen onder meer een waarschuwing of een tijdelijke intrekking van zes of twaalf weken als sanctie worden opgelegd. De houder van een erkenning bedrijfsvoorraad ontvangt normaliter voorafgaand aan het opleggen van een tijdelijke intrekking een waarschuwing. Wanneer korter dan twee jaar geleden een waarschuwing is opgelegd wordt bij een volgende zware overtreding een tijdelijke intrekking van in beginsel zes weken opgelegd.

2.6. Zoals ook de voorzieningenrechter heeft overwogen staat niet ter discussie dat appellante tenaamstellingen heeft afgehandeld terwijl de machtigingsformulieren behorend bij de kentekens [A] en [B] niet door de machtigingverlener waren ondertekend. Dit is een overtreding van artikel 15b, tiende lid, van de Regeling, zodat de RDW bevoegd was om aan appellante een sanctie op te leggen.

2.7. Met de voorzieningenrechter wordt geoordeeld dat het hiervoor weergegeven beleid zoals neergelegd in de toezichtbeleidsbrief van 15 november 2005 niet onredelijk is. De RDW heeft in redelijkheid het niet ondertekenen van het machtigingsformulier door de machtigingverlener kunnen aanmerken als een zware overtreding. Door het niet ondertekenen kan onduidelijkheid ontstaan omtrent de tenaamstelling. Het machtigingsformulier, dat aan voorschriften is gebonden, dient om zekerheid de verkrijgen omtrent de identiteit van de aanvrager en waarborgt een zorgvuldige controle. Daarnaast dient het om de koppeling tussen de identiteit van de aanvrager met het voertuig en het kenteken te bevestigen, mede gelet op de wettelijke verplichtingen die de tenaamstelling met zich brengt. In geval van een geschil inzake de aansprakelijkheid kan het machtigingsformulier tot bewijs dienen. Gelet hierop is terecht van groot belang geacht dat het erkende bedrijf zich houdt aan de voorschriften terzake van de machtiging, in dit geval de ondertekening.

Evenals de voorzieningenrechter stelt de Voorzitter vast dat appellante bij brief van 15 juli 2005 een waarschuwing heeft ontvangen voor onder meer soortgelijke overtredingen als de onderhavige, zodat daarop overeenkomstig het beleid een intrekking voor de duur van zes weken is gevolgd. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de RDW van dit beleid had moeten afwijken, is niet gebleken. Fouten begaan door onervaren medewerkers dienen aan een erkend bedrijf als appellante te worden toegerekend.

2.8. Ten aanzien van het beroep op het gelijkheidsbeginsel wordt overwogen dat de situatie van een postkantoor niet gelijk is te stellen aan die van een erkend bedrijf zoals dat van appellante. De RDW heeft met de postkantoren een overeenkomst gesloten omtrent de uitgave van kentekenbewijzen. Zij vallen daarom niet onder de Regeling, zodat het daarop gebaseerde (sanctie)beleid van de RDW ook niet op hen van toepassing is. Reeds hierom faalt het betoog.

2.9. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.10. Gelet hierop, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.

w.g. Claessens w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2006

369.