Uitspraak 200605875/1


Volledige tekst

200605875/1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2006 heeft verweerder aan [vergunninghouder] een ontbrandingstoestemming afgegeven als bedoeld in artikel 3.3.2, derde lid, onder a, van het Vuurwerkbesluit, ten behoeve van een vuurwerkevenement te Gendringen op 28 augustus 2006.

Tegen dit besluit heeft verzoeker bezwaar gemaakt.
Bij brief van 10 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 22 augustus 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.C. Wils en verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.M.A.A. Oostvogels en J. Koot, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek, vertegenwoordigd door A.A.M. Mulling, ambtenaar van de gemeente.

2. Overwegingen

2.1. Verzoeker voert aan dat bij het verlenen van de ontbrandingstoestemming onvoldoende rekening is gehouden met zijn belangen, althans met het welzijn van zijn vee.

2.2. Verweerder heeft aangevoerd dat de belangen van verzoeker niet rechtstreeks bij het bestreden besluit zijn betrokken waardoor hij geen belanghebbende is bij het bestreden besluit vanwege de grote afstand van het bedrijf en het weiland van verzoeker waarop zijn vee staat tot de afsteekplaats.

2.3. Op grond van het bestreden besluit dient een veiligheidsafstand te worden aangehouden van 165 meter tot de afsteekplaats waarbinnen geen publiek, vee en voertuigen aanwezig mogen zijn. Tussen partijen is niet in geschil dat het bedrijf van verzoeker op een afstand van 700 meter en het weiland van verzoeker waarop zijn 20 tot 30 stuks vee staan tot 1000 meter afstand van de beoogde afsteekplaats liggen.

2.4. De Voorzitter acht de vraag of verzoeker in onderhavige situatie belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is, een aspect dat nader onderzoek vergt en waar de onderhavige procedure zich niet voor leent. Hij ziet echter bij afweging van de betrokken belangen, mede gelet op de voorgenoemde afstanden, geen aanleiding om in afwachting daarvan een voorlopige voorziening te treffen. Te meer nu blijkens het verhandelde ter zitting verzoeker geruime tijd voor het plaatsvinden van het vuurwerkevenement ervan op de hoogte is gesteld en tijdig maatregelen kan treffen. Ook overigens is niet gebleken van strijd met het Vuurwerkbesluit.

2.5. De Voorzitter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Stolker
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2006

157-495.