Uitspraak 200604079/2


Volledige tekst

200604079/2.
Datum uitspraak: 24 augustus 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoekers], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 6 oktober 2005 heeft de gemeenteraad van Bleiswijk, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 augustus 2005, het bestemmingsplan "De Tuinen" vastgesteld.

Bij besluit van 25 april 2006, kenmerk DRM/ARW/05/10599A, heeft verweerder omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan beslist.

Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekers bij brief van 26 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 juni 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 26 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 27 juni 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 augustus 2006, waar verzoekers, in de persoon van [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door drs. L. Berkemeijer, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Bleiswijk, vertegenwoordigd door drs. H. Schenk, ambtenaar van de gemeente.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

2.3. Het bestemmingsplan "De Tuinen" (hierna: het plan) voorziet in de mogelijkheid van woningbouw ter plaatse van het voormalige glastuinbouwgebied gelegen ten oosten van de dorpskern van Bleiswijk.

2.4. Verzoekers stellen dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Park" ter plaatse van vijf bij verzoekers in eigendom zijnde kavels gelegen tussen de percelen Gruttostraat 5 en IJsvogellaan 68. Zij voeren hiertoe aan dat ten onrechte hun belangen als eigenaren van de kavels niet zijn meegenomen bij de vaststelling van het plan. Verzoekers wensen op de betrokken kavels woningen te bouwen. Verzoekers beogen te voorkomen dat onomkeerbare gevolgen zullen optreden als gevolg van de inwerkingtreding van het plan.

2.5. Ingevolge artikel 10, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden op de kaart aangewezen voor "Park" bestemd voor beplantingen, ten minste 14.360 m² open water en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals bruggen en duikers, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden en bruggen.

Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de planvoorschriften mogen op deze gronden ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

2.6. De Voorzitter stelt vast dat de betrokken kavels in eigendom zijn bij verzoekers. Met de werkzaamheden op de betrokken kavels kan niet worden begonnen zolang de gronden in eigendom zijn bij verzoekers. Onteigening van de gronden zal eerst mogelijk zijn, nadat de goedkeuring van het plan onherroepelijk zal zijn geworden. Voorts strekt het verzoek er toe dat verwezenlijking van woningbouw op de betrokken kavels mogelijk wordt, terwijl het plan niet in die mogelijkheid voorziet. Verzoekers zijn niet gebaat bij schorsing van (enig deel van) het bestreden besluit aangezien daarmee verwezenlijking van woningbouw niet mogelijk wordt. Een voorlopige voorziening die dat mogelijk maakt is te verstrekkend, aangezien het scheppen van die mogelijkheid niet met een uitspraak van de Afdeling kan worden bewerkstelligd. Die uitspraak zou kunnen strekken tot onthouding van goedkeuring aan het desbetreffende plandeel, doch daarmee zou verwezenlijking van woningbouw nog niet mogelijk zijn.

2.7. Gelet op het vorenstaande dient het verzoek van verzoekers wegens gebrek aan spoedeisend belang te worden afgewezen.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.

w.g. Hoekstra w.g. Van Dorst
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2006

357-500.