Uitspraak 200904762/1/R3


Volledige tekst

200904762/1/R3.
Datum uitspraak: 19 mei 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellante sub 1], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], en anderen, gevestigd onderscheidenlijk wonend te Geulle, gemeente Meerssen,
2. [appellant sub 2], wonend te Geulle, gemeente Meerssen,
appellanten,

en

de raad van de gemeente Meerssen,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2009 heeft de raad het bestemmingsplan "Kom Geulle" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellante sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2009, en [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 juli 2009, beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante sub 1] en anderen hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 april 2010, waar [appellante sub 1] en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. J.H.P. Hardy, advocaat te Maastricht, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. A.A.T. Stoffels, werkzaam bij Arvalis, en de raad, vertegenwoordigd door R.M.J.A. Kuppers, werkzaam bij de gemeente, en mr. P.H. Revermann, zijn verschenen.

2. Overwegingen

Het plan

2.1. Het plan voorziet in een actualisatie van de juridisch-planologische regeling voor de kern van Geulle inclusief onder meer Brommelen, Hulsen en Moorveld.

Het beroep van [appellante sub 1] en anderen

2.2. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen richt zich in de eerste plaats tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemmingen "Agrarisch met waarden" en "Waarde-Landschapselement" en de aanduiding "overig - agrarisch kleinschalig" dat ziet op het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle sectie […], nummer […] aan de Brommelen. Volgens hen wordt in het plan ten onrechte geen woningbouw op dit perceel mogelijk gemaakt. In dit verband stellen zij dat het bebouwingslint aan de Brommelen, waarvan dit perceel volgens hen deel uitmaakt, al is volgebouwd. Voorts voeren zij aan dat de raad heeft miskend dat in het provinciale beleid nieuwbouw in bebouwingslinten binnen kernen wordt gestimuleerd.

2.2.1. De raad stelt zich op het standpunt dat verdere verdichting van de lintbebouwing langs de Brommelen afbreuk doet aan het uitzicht op het naast het perceel gelegen landschap en de karakteristieke geleidelijke overgang van de lintbebouwing richting het buitengebied en derhalve ongewenst is. De raad betwist voorts dat het provinciale beleid de bouw van woningen buiten de kernen zonder meer toelaat.

2.2.2. Met de herziening van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg van 24 juni 2005 (hierna: herziening) is op provinciaal niveau het zogeheten contourenbeleid geïntroduceerd. De raad heeft zich blijkens de stukken en het verhandelde ter zitting aan dit beleid van de provincie geconformeerd. Gelet op de tekst van de herziening houdt het contourenbeleid in dat ontwikkelingen zoals woningbouw in beginsel binnen de in de herziening aangewezen contouren om kernen dienen te worden gerealiseerd. Indien kwaliteitsverbetering kan worden gerealiseerd, bestaan in afwijking van dit beginsel ook mogelijkheden om binnen bebouwingslinten die niet zijn voorzien van een contour te bouwen.

2.2.3. Het perceel, kadastraal bekend gemeente Geulle, sectie […], nummer […] ligt buiten een kern die in de herziening met een contour is omgeven, zodat woningbouw op deze locatie, anders dan [appellante sub 1] en anderen betogen, gelet op het voornoemde beleid niet zonder meer in de rede ligt. Het perceel ligt voorts aan het einde van het lint voor tot wonen bestemde percelen aan de Brommelen en aan de rand van een open agrarisch gebied. Gelet op deze omstandigheden heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat woningbouw op deze locatie geen kwaliteitsverbetering met zich brengt en ongewenst is. Daarbij heeft de raad, juist nu de Brommelen al grotendeels is bebouwd, van belang kunnen achten dat over het perceel zicht bestaat op het naastgelegen agrarisch gebied.

2.2.4. Voor zover [appellante sub 1] en anderen voorts nog een beroep doen op het vertrouwensbeginsel overweegt de Afdeling dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat door of namens de raad verwachtingen zijn gewekt dat het plan zou voorzien in een mogelijkheid om woningbouw op dit perceel te realiseren.

2.3. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen richt zich in de tweede plaats tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemmingen "Wonen" en "Agrarisch met Waarden" alsmede de aanduiding "overig - agrarisch kleinschalig" dat ziet op het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle, sectie […], nummer […] en het oostelijke, verharde, gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle sectie […], nummer […]. [appellante sub 1] en anderen kunnen zich er niet mee verenigen dat ter plaatse van dit plandeel geen activiteiten in het kader van een transportbedrijf zijn toegestaan. Zij voeren in dit verband aan dat met medeweten van de raad sinds 1964 een transportbedrijf op dit perceel wordt geëxploiteerd en dat hiertegen nimmer handhavend is opgetreden. Volgens hen liet het destijds geldende planologische regime de vestiging van een transportbedrijf toe en mocht het gebruik ten behoeve van een transportbedrijf krachtens het overgangsrecht van de daarop volgende bestemmingsplannen worden voortgezet. Verder wijzen [appellante sub 1] en anderen erop dat voor de garage voor de vrachtwagens al in 1968 een bouwvergunning is verleend.

2.3.1. De raad stelt zich op het standpunt dat een transportbedrijf nabij een woongebied en een agrarisch landschap ongewenst is. Voorts stelt de raad dat de activiteiten van het bedrijf reeds in strijd waren met het vorige planologische regime. Volgens de raad is de bouwvergunning niet verleend voor gebruik in het kader van het transportbedrijf.

2.3.2. Uit de overgelegde bouwvergunning en daarbij behorende aanvraag voor de garage blijkt niet dat deze was bestemd ten behoeve van een transportbedrijf. In zoverre kunnen daaraan derhalve geen rechten worden ontleend.

2.3.3. Het vorige planologische regime voor het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle, sectie […], nummer […] en het oostelijke, verharde, gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle sectie […], nummer […] vloeide voort uit het bestemmingsplan "Brommelen-Westbroek herziening", inwerking getreden in 1983, en het bestemmingsplan "Buitengebied 1995", inwerking getreden in 1997. Met de door hen overgelegde documenten hebben [appellante sub 1] en anderen aannemelijk gemaakt dat hun bedrijf sinds 1 maart 1964 op dit perceel is gevestigd. Het gebruik van het perceel ten behoeve van een transportbedrijf was derhalve reeds aangevangen toen de bestemmingsplannen "Brommelen-Westbroek herziening" en "Buitengebied 1995" in werking traden.

2.3.4. Het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle, sectie […], nummer […] lag in het plangebied van het bestemmingsplan "Brommelen-Westbroek herziening". Met betrekking tot dit perceel waren de bestemmingen "Bebouwingsklasse A", "Achtertuin" en "Tuin" toegekend. Gelet op artikel 5, aanhef en onder a, artikel 11 en artikel 14, aanhef en onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Brommelen-Westbroek herziening" was ter plaatse geen gebruik ten behoeve van een transportbedrijf toegestaan.

Artikel 18, onder a, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Brommelen-Westbroek herziening" bepaalt dat het ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande gebruik van de gronden en opstallen, dat met het in het plan voorgeschreven gebruik in strijd is, mag worden voortgezet.

2.3.5. Het oostelijke, verharde, gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle sectie […], nummer […] lag in het plangebied van het bestemmingsplan "Buitengebied 1995". Met betrekking tot dit perceelsgedeelte waren de bestemmingen "Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden" toegekend. Gelet op artikel 5 gelezen in samenhang met artikel 36 van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1995" was het gebruik van het perceelsgedeelte ten behoeve van een transportbedrijf onder het vorige planologische regime niet toegelaten.

Artikel 41, eerste lid, van deze voorschriften bepaalt dat het ten tijde van het van kracht worden van het plan bestaande gebruik van de gronden en opstallen, dat met het in het plan voorgeschreven gebruik in strijd is, mag worden voortgezet.

2.3.6. De overgangsrechtelijke bepalingen van de bestemmingsplannen "Brommelen-Westbroek herziening" en "Buitengebied 1995" maken geen onderscheid naar gebruik dat onder het daarvoor geldende planologische regime wel of niet was toegestaan. Gelet hierop mocht het gebruik ten behoeve van het transportbedrijf gedurende de planperiode van deze bestemmingsplannen worden voortgezet.

2.3.7. Ingevolge artikel 19.1, eerste lid, aanhef en onder a, b en f van de planregels, voor zover thans van belang, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor woningen, bijgebouwen en tuinen.

Ingevolge artikel 41.2, eerste lid, van de planregels mag het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, worden voortgezet. Ingevolge het vierde lid van dit artikel is het eerste lid niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldend bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

2.3.8. In het plandeel is aan de gronden deels de bestemming "Wonen" en deels de bestemming "Agrarisch met waarden" en de aanduiding "overig - agrarisch kleinschalig" toegekend. Gelet op artikel 19.1, eerste lid, en artikel 5.1, eerste lid, van de planregels is het gebruik van dit perceel voor een transportbedrijf niet toegestaan. Dit gebruik, dat onder het vorige planologische regime reeds onder het overgangsrecht viel, wordt gelet op artikel 41.2, eerste en vierde lid, van de planregels, opnieuw onder het overgangsrecht gebracht.

Onder omstandigheden kan het opnieuw onder het overgangsrecht brengen van het bestaande gebruik van een perceel aanvaardbaar zijn. Hiervoor is in een geval als het onderhavige vereist dat aannemelijk is dat deze vorm van gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd.

[appellante sub 1] en anderen hebben ter zitting aangegeven dat zij niet voornemens zijn het gebruik ten behoeve van het transportbedrijf te beëindigen. Voorts is niet gebleken dat het bedrijf binnen de planperiode zal worden verplaatst of dat de gemeente voornemens is het perceel te verwerven of tot onteigening van de percelen over te gaan. Voor zover de raad in dit verband nog wijst op de brief van 15 september 2008 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Meerssen waarin [appellante sub 1] en anderen is medegedeeld dat het gebruik van de percelen ten behoeve van een transportbedrijf binnen twee jaar moet worden beëindigd, overweegt de Afdeling dat in deze brief van de onjuiste veronderstelling is uitgegaan dat het desbetreffende gebruik strijdig was met het vorige planologische regime. Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk dat het gebruik van het perceel ten behoeve van een transportbedrijf binnen de planperiode zal worden beëindigd.

2.4. De conclusie is dat hetgeen [appellante sub 1] en anderen hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover dat betrekking heeft op het plandeel met de bestemmingen "Wonen" en "Agrarisch met Waarden" alsmede de aanduiding "overig - agrarisch kleinschalig" dat ziet op het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle, sectie […], nummer […] en het oostelijke, verharde, gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle sectie […], nummer […], strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen is in zoverre gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd. Het beroep van [appellante sub 1] en anderen is voor het overige ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2]

2.5. Het beroep van [appellant sub 2] richt zich tegen de vaststelling van het plandeel met de bestemming "Natuur" dat ziet op het westelijke gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle, sectie […], nummer […]. [appellant sub 2], eigenaar van dit perceel, gebruikt het perceel voor agrarische doeleinden. Hij betoogt dat het westelijke gedeelte van het perceel ten onrechte niet overeenkomstig dit feitelijke gebruik is bestemd. Voorts brengt hij naar voren dat zolang hij het perceel in eigendom heeft, de verwezenlijking van de bestemming "Natuur" ter plaatse geenszins is verzekerd.

2.5.1. De raad wijst erop dat het perceelsgedeelte in de Ecologische Hoofdstructuur ligt en dat het onderdeel uitmaakt van het gebied "Bunder- en Elsloërbos" dat binnenkort zal worden aangewezen als Natura-2000 gebied. De raad stelt dat hij gelet op deze omstandigheden ervoor heeft gekozen om het perceelsgedeelte voor "Natuur" te bestemmen.

2.5.2. Het perceel kadastraal bekend gemeente Meerssen, sectie […], nummer […] was in het vorige bestemmingsplan "Buitengebied 1995" bestemd voor "Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurlijke waarden". Gelet op 5, eerste lid, van de voorschriften van dit bestemmingsplan was het gebruik van het perceelsgedeelte ten behoeve van agrarische doeleinden onder dit planologische regime toegestaan.

In het voorliggende bestemmingsplan is het desbetreffende perceelsgedeelte bestemd voor "Natuur". Uit artikel 13.4, eerste lid, onder c, in samenhang bezien met artikel 34.1 van de planregels volgt dat het niet is toegestaan dit perceelsgedeelte ten behoeve van agrarische doeleinden te gebruiken. Het gebruik wordt gelet op artikel 41.2, eerste en vierde lid, van de planregels, onder het overgangsrecht gebracht. Hoewel het onder het overgangsrecht brengen van bestaand gebruik aanvaardbaar kan zijn, is daarvoor in een geval als het onderhavige vereist dat aannemelijk is dat voormeld gebruik binnen de planperiode zal worden beëindigd.

Van de zijde van [appellant sub 2] is aangegeven dat hij niet voornemens is het agrarisch gebruik van het perceel te beëindigen. Voorts is niet gebleken dat de gemeente voornemens is het perceel te verwerven of tot onteigening van het perceel over te gaan om de bestemming "Natuur" te verwezenlijken. Het is derhalve niet aannemelijk dat het agrarisch gebruik van het perceel binnen de planperiode zal worden beëindigd.

2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Natuur" dat ziet op het westelijke gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle, sectie […], nummer […], strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van [appellant sub 2] is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
Proceskostenveroordeling

2.7. De raad dient ten aanzien van [appellante sub 1] en anderen en [appellant sub 2] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellante sub 1] en anderen gedeeltelijk en het beroep van [appellant sub 2] geheel, gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Meerssen van 4 juni 2009, voor zover het betreft:

a. het plandeel met de bestemmingen "Wonen" en "Agrarisch met Waarden" alsmede de aanduiding "overig - agrarisch kleinschalig" dat ziet op het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle, sectie […], nummer […] en het oostelijke, verharde, gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle sectie […], nummer […];

b. het plandeel met de bestemming "Natuur" dat ziet op het westelijke gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Geulle, sectie […], nummer […];

III. verklaart het beroep van [appellante sub 1] en anderen voor het overige ongegrond;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Meerssen tot vergoeding van bij [appellante sub 1], [gemachtigde], [persoon A] en [vennoot A] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 691,35 (zegge: zeshonderdeenennegentig euro en vijfendertig cent), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

veroordeelt de raad van de gemeente Meerssen tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro);

V. gelast dat de raad van de gemeente Meerssen aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt, zijnde € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor [appellante sub 1], [gemachtigde], [persoon A] en [vennoot A], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, en € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2].

Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.

w.g. Mondt-Schouten w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2010

45-589.