Uitspraak 200909166/1/H3


Volledige tekst

200909166/1/H3.
Datum uitspraak: 12 mei 2010.

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats], [gemeente],

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 5 november 2009 in zaak nr. 08/2864 in het geding tussen:

appellant

en

het college van gedeputeerde staten van Fryslân.

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 augustus 2008 heeft het college een verzoek van [appellant] om een Nederlandse vertaling van een aantal in het Fries gestelde stukken deels afgewezen.

Bij besluit van 27 november 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en de Nederlandse vertaling van de overige stukken alsnog verstrekt.

Bij uitspraak van 5 november 2009, verzonden op dezelfde datum, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 november 2009, hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 april 2010, waar [appellant], en het college, vertegenwoordigd door S.S. Akkerman en T.B. Bottema, beiden werkzaam bij de provincie Fryslân, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ter beoordeling staat de vraag of de rechtbank terecht tot het oordeel is gekomen dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is wegens het ontbreken van belang bij het beroep.

2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hij belang heeft bij de beoordeling van het beroep. Er is in het bij de rechtbank bestreden besluit volgens hem in het geheel niet tegemoetgekomen aan zijn bezwaren, nu de vertalingen bij het besluit van 20 augustus 2008 te laat en onvolledig zijn verstrekt. Als gevolg daarvan is hem de mogelijkheid tot inspraak ontnomen. Het college hanteert, zo stelt [appellant] verder, met het beleid van tweetaligheid een onwerkbaar vertalingsbeleid. Hij stelt dat er een bruikbare regeling moet komen, waarbij tweetaligheid wordt vervangen door dubbeltaligheid om te bewerkstelligen dat alle burgers op gelijke wijze worden behandeld.

2.3. [appellant] heeft verzocht om de Nederlandse vertaling van een aantal in het Fries gestelde stukken ten behoeve van de vergadering van een statencommissie op 20 augustus 2008. Het verzoek omvat de agenda en de stukken met betrekking tot agendapunten 3 en 7. Op 20 augustus 2008 heeft het college, zes uur voor aanvang van de vergadering, de Nederlandse vertaling van de stukken met betrekking tot agendapunt 3 aan [appellant] verstrekt. Van de overige stukken is geen Nederlandse vertaling verstrekt. [appellant] maakt bezwaar tegen het besluit van 20 augustus 2008. Hij komt op tegen het niet en niet tijdig verstrekken van de door hem gevraagde Nederlandse vertaling van de in het Fries gestelde stukken. Het college heeft het bezwaar bij besluit van 27 november 2008 gegrond verklaard en de ontbrekende vertalingen alsnog aan [appellant] verstrekt. Het college heeft in het besluit op bezwaar de onrechtmatigheid van het besluit 20 augustus 2008 erkend.

De rechtbank heeft derhalve met juistheid vastgesteld dat met het bij haar bestreden besluit volledig aan de bezwaren van [appellant] is tegemoetgekomen.

2.4. De bestuursrechter is slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen vanwege de principiële betekenis daarvan. Dat [appellant], los van het inmiddels beëindigde geschil over het vertalingsverzoek, een principiële uitspraak van de bestuursrechter wenst te verkrijgen over het door de Provincie Fryslân gevoerde beleid van tweetaligheid, heeft de rechtbank terecht niet als voldoende belang bij het beroep aangemerkt. Het argument van [appellant] dat hem, als gevolg van het besluit van 20 augustus 2008, de mogelijkheid is ontnomen tot inspraak levert evenmin voldoende belang bij het beroep op, nu [appellant] door het instellen van beroep niet kon bereiken dat hem alsnog de mogelijkheid van inspraak zou worden geboden. Bovendien is in het besluit op bezwaar erkend dat bij het verstrekken van een Nederlandse vertaling rekening moet worden gehouden met termijnen die gelden voor inspraak, met inbegrip van de voorbereiding ervan.

Nu niet is gebleken dat [appellant] nog een rechtens te respecteren belang had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, heeft de rechtbank het beroep van [appellant] terecht niet-ontvankelijk verklaard.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Altena w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2010.

97-597.