Uitspraak 200601295/2


Volledige tekst

200601295/2.
Datum uitspraak: 17 augustus 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoekster], gevestigd te [plaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 april 2005 heeft de gemeenteraad van Sittard-Geleen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 maart 2005, het bestemmingsplan "Zitterd Revisited" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 31 januari 2006, kenmerk 2006/4300, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 10 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2006, beroep ingesteld. Bij deze brief heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen voor zover het deelgebied 1 van dit bestemmingsplan betreft.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 juli 2006, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. W. Braam, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. D.R. Boer en R.V.M.H. Jaspars, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Sittard-Geleen, vertegenwoordigd door J.F.M. Giesen en ing. L.M.L.J. Smeets, ambtenaren van de gemeente.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het bestemmingsplan heeft, voor zover hier van belang, betrekking op het ringvormige gebied dat ingesloten ligt tussen het binnenstedelijke centrum van Sittard, de Engelenkampstraat in het zuiden, de Haspelsestraat in het westen, de Odasingel in het noorden en de Paardestraat in het oosten. Het plan voorziet grotendeels in de herinrichting en herontwikkeling van de schootsvelden die binnen dit gebied liggen.

2.3. Verzoekster voert aan dat verweerder ten onrechte de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden 1 (W1)" en "Woondoeleinden 2 (W2)" langs de Haspelsestraat en de Odasingel heeft goedgekeurd. Zij stelt dat de door het plan mogelijk gemaakte bebouwing de cultuurhistorische waarde van de schootsvelden aantast. Door in reactie op de bedenkingen van verzoekster enkel te verwijzen naar hetgeen het gemeentebestuur ten aanzien van het plan heeft besloten, heeft verweerder volgens verzoekster gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel ingevolge artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Naar haar mening heeft de vereiste belangenafweging niet plaatsgevonden. Verzoekster beoogt onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding van het plan te voorkomen.

2.4. Verweerder heeft de plandelen niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft deze goedgekeurd. Hij stelt zich op het standpunt dat hij kan instemmen met de stedenbouwkundige visie van het gemeentebestuur ten aanzien van de door verzoekster bestreden plandelen.

2.5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat het behoud van de schootsvelden de basis vormt van het masterplan Zitterd Revisited, dat als uitgangspunt heeft gediend bij het voorliggende bestemmingsplan. De prioriteit ligt bij het versterken van de monumentale waarde van de openbare ruimte en het groen en het zichtbaar maken van de oude binnenstad. De opzet om de schootsvelden zo open mogelijk te maken is in het plan tot uitdrukking gebracht door de bouwblokken langs de Odasingel, waartussen meerdere doorsteken worden gemaakt om de schootsvelden te betreden. De belevingswaarde van de schootsvelden wordt bovendien ervaren vanaf de historische stadswallen.

2.6. De Voorzitter is van oordeel dat verzoekster niet op voorhand aannemelijk heeft gemaakt dat de cultuurhistorische waarde van de schootsvelden in deelgebied 1 van het plan en de belangen die zij verdedigt onvoldoende in acht zijn genomen. Weliswaar wordt aan de randen van de schootsvelden, langs de Odasingel en de Haspelsestraat meer bebouwing mogelijk gemaakt dan in de bestaande situatie, maar daar staat tegenover dat meer in de schootsvelden gelegen bebouwing is gesloopt, waaronder een schoolgebouw. Voorts voorziet het plan in de vervanging van een bovengronds parkeerterrein dat is gelegen in de schootsvelden, door de aanleg van een ondergrondse parkeergarage. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de Voorzitter geen grond voor de opvatting dat verweerder bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn besluit kon komen. Onder deze omstandigheden ziet de Voorzitter in de beknopte motivering van het bestreden besluit, voor zover het de weerlegging van de bedenkingen van verzoekster betreft, onvoldoende aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.

2.7. Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2006

12-428.