Uitspraak 200601184/2


Volledige tekst

200601184/2.
Datum uitspraak: 17 augustus 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

de stichting "Stichting Natuur en Milieu Overijssel", gevestigd te Zwolle, e.a., verzoeksters,

en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 juni 2005 heeft de gemeenteraad van Steenwijkerland het bestemmingsplan "Eeserwold" te Steenwijkerland vastgesteld.

Bij besluit van 12 december 2005, no. RWB/2005/2247, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan.

Tegen dit besluit hebben onder meer verzoeksters bij brief van 17 februari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 20 februari 2006, beroep ingesteld.
Bij brief van 29 juni 2006, bij de Raad van State ingekomen op 29 juni 2006, hebben verzoeksters de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 31 juli 2006, waar verzoeksters, vertegenwoordigd door mr. F.F. Scheffer, advocaat te Zutphen en [deskundige], en verweerder, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de gemeenteraad van Steenwijkerland, vertegenwoordigd door mr. T. Tuenter, ambtenaar van de gemeente, de Roelofs Groep B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde] en Geveke Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigde].

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het plan heeft betrekking op een gebied in de gemeente Steenwijkerland dat is gelegen ten noorden van de Rijksweg A32 en tussen de Steenwijker Aa en de Eesveenseweg. Het plan voorziet in de bouw van ongeveer 130 woningen en 24 appartementen. Daarnaast maakt het plan de aanleg van een bedrijfsterrein van ongeveer 36 ha mogelijk. Het plan omvat verder een zandwinningslocatie met een omvang van 55 ha, een 9-holes golfbaan met horecavoorzieningen en een hotelaccommodatie met ongeveer 50 kamers. Ook zijn de bestaande woningen aan de Eesveenseweg in het plan opgenomen. Een strook langs de Steenwijker Aa heeft de bestemming "Ecologische zone met water". De gronden ten oosten van deze zone, buiten het plangebied, hebben een agrarische bestemming.

2.3. Verzoeksters voeren aan dat verweerder het plan ten onrechte gedeeltelijk heeft goedgekeurd. Zij stellen zich op het standpunt dat de stedelijke ontwikkeling die het plan mogelijk maakt in de weg staat aan de ecologische functie van de robuuste verbinding langs de Steenwijker Aa zoals die is beschreven in de Nota Ruimte. Voorts voeren verzoeksters aan dat in het plan geenszins rekening is gehouden met de aanduiding van het plangebied als "ganzengebied en/of gebied voor andere wintergasten" en "open grootschalige landschappen" ingevolge het streekplan Overijssel 2000+(hierna: het streekplan). Ten aanzien van de door het plan mogelijk gemaakte woningbouw stellen verzoeksters dat eerst het stedelijke uitbreidingsgebied Zuidveen had moeten worden benut. Daarnaast vrezen verzoeksters dat de ontgrondingswerkzaamheden binnen het plangebied zullen leiden tot verdroging van de nabij gelegen gronden.

2.4. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het goedgekeurd.

2.5. Nu de Voorzitter bij uitspraak van 30 mei 2006, nos. 200507374/3 en 200509179/3 de bij uitspraak van 20 december 2005, nos. 200507374/2 en 200509179/2, getroffen voorlopige voorziening strekkende tot schorsing van de besluiten van verweerder waarbij een ontgrondingsvergunning is verleend voor de aanleg van kreken ten noorden van de zandwinning Eeserwold, respectievelijk voor de uitbreiding van die zandwinning heeft opgeheven, kan een aanvang worden gemaakt met werkzaamheden die mede het in geding zijnde bestemmingsplan betreffen. Het spoedeisend belang van verzoeksters is daarmee, naar het oordeel van de Voorzitter, aangetoond.

2.6. Het plan voorziet in de aanleg van een robuuste ecologische verbinding langs een gedeelte van de Steenwijker Aa. Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat uitbreiding van de robuuste ecologische verbinding, zoals in de Nota Ruimte wordt beoogd, ten oosten van het plangebied niet is uitgesloten, ziet de Voorzitter in het feit dat de omvang van de robuuste ecologische verbinding niet in het plan is vastgelegd, geen reden het bestreden besluit te schorsen. Ten aanzien van de aanduiding van het plangebied in het streekplan als "ganzengebied en/of gebied voor andere wintergasten" en "open grootschalige landschappen" stelt de Voorzitter vast dat deze aanduidingen in het streekplan geen bindende betekenis hebben en op zichzelf niet in de weg staan aan de uitvoering van het bestemmingsplan. Voorts is in aanmerking genomen dat in de directe omgeving van het plangebied voldoende vervangende fourageergebieden voor ganzen aanwezig zijn. Daarnaast betrekt de Voorzitter in zijn oordeel dat van een "open grootschalig landschap" feitelijk geen sprake meer is, gezien de bestaande zandwinplas. Bovendien biedt het vigerende bestemmingsplan de mogelijkheid 500 recreatiewoningen in het plangebied te bouwen en een golfbaan aan te leggen. Ten aanzien van de in het streekplan opgenomen uitbreidingslocatie Zuidveen stelt de Voorzitter vast dat de desbetreffende aanduiding in het streekplan niet uitsluit dat voorrang wordt gegeven aan de ontwikkeling van woningbouw op ruime kavels in het plangebied in combinatie met andere ruimtelijke ontwikkelingen. Hierbij is in aanmerking genomen dat op de kaart van het streekplan ten zuiden van de Eesveense Hooilanden geen rode belemmeringslijn is getrokken die stedelijke uitbreiding in het plangebied uitsluit. Dat door de in het plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen hydrologische bezwaren van enige betekenis optreden, wordt weersproken in het deskundigenrapport van 12 januari 2006 dat door de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak is verricht in de bodemprocedure met betrekking tot de in rechtsoverweging 2.5. genoemde ontgrondingsvergunning. De Voorzitter betrekt daarbij dat ook zijdens het waterschap geen bezwaren bestaan tegen het plan.

2.7. Gelet op het vorenstaande wijst de Voorzitter het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst de verzoeken af.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Broekman
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2006

12-428.