Uitspraak 200905912/1/R3


Volledige tekst

200905912/1/R3.
Datum uitspraak: 4 mei 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. de stichting Stichting Platform Schalkhaar (hierna: Platform Schalkhaar), gevestigd te Schalkhaar, gemeente Deventer,
4. [appellante sub 4], gevestigd te [plaats],
5. [appellant sub 5], wonend te [woonplaats],
6. [appellant sub 6] en anderen, allen wonend te Schalkhaar, gemeente Deventer,
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2009, kenmerk 2009/0091297, heeft het college besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Deventer bij besluit van 3 december 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Kom Schalkhaar 2005".

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 10 augustus 2009, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2009, Platform Schalkhaar bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2009, [appellante sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 augustus 2009, [appellant sub 5] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2009, en [appellant sub 6] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2009, beroep ingesteld. [appellant sub 1] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brieven van 31 augustus 2009 en 20 september 2009. [appellant sub 6] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 29 september 2009.

De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 6] en anderen, [appellant sub 5], [appellant sub 2] en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting gevoegd met het hoger beroep in zaak nr. 200904064/1/H1 behandeld op 29 maart 2010, waar [appellant sub 2], Platform Schalkhaar, vertegenwoordigd door A.E. Haag, [appellante sub 4], vertegenwoordigd door P.J. Jongbloed, bijgestaan door mr. V.A.E. van Westing, advocaat te Nijmegen, [appellant sub 5], [appellant sub 6] en anderen, in de persoon van [appellant sub 6], en het college, vertegenwoordigd door T. Drint, werkzaam bij de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de raad, vertegenwoordigd door ing. T.E. Ruiter, mr. J.H.W. Bogers en mr. P.J. Bouterse, allen werkzaam bij de gemeente, en de stichting Woonstichting De Marken (hierna: De Marken), vertegenwoordigd door I.E.T. de Negro, M.M. Bartelds en J.W. Daggenvoorde, als partij gehoord. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.2. Het plan heeft betrekking op de kern Schalkhaar en betreft een actualisering van de vigerende bestemmingsregelingen met uitzondering van de geplande uitbreidingslocaties. Het plan legt hoofdzakelijk de bestaande situatie vast. Daarnaast is voorzien in drie ontwikkelingen: de verplaatsing van een volkstuinencomplex naar de Oude Rielerweg alsmede woningbouw aan het Mensinksdijkje en aan de Oerdijk.

Formeel bezwaar

2.3. [appellant sub 2], Platform Schalkhaar en [appellant sub 5] voeren als formeel bezwaar aan dat zij ten onrechte van het college geen uitnodiging hebben gekregen om hun schriftelijke bedenkingen mondeling toe te lichten. In dat verband wijst [appellant sub 5] er op dat het gemeentebestuur deze mogelijkheid bij brief van 11 november 2008 in het vooruitzicht had gesteld.

2.4. De Afdeling overweegt dat per 1 juli 2005 de hoorplicht ingevolge artikel 27, derde lid, van de WRO is komen te vervallen. Gelet op het feit dat het ontwerpplan niet vóór 1 juli 2005 ter inzage is gelegd, was het college niet wettelijk verplicht om [appellant sub 2], Platform Schalkhaar en [appellant sub 5] te horen naar aanleiding van de door hen schriftelijk ingebrachte bedenkingen. Voorts is gesteld noch gebleken van bijzondere omstandigheden die uit het oogpunt van zorgvuldigheid tot een dergelijke hoorplicht zouden nopen. Ook zijn met de brief van 11 november 2008 geen verwachtingen in dat verband gewekt, nog daargelaten de vraag of die het college in dit opzicht zouden kunnen binden. De betogen falen.

Volkstuinencomplex

2.5. [appellant sub 1] en anderen betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de aanduiding "volkstuinen toegestaan" voor gronden aan de Oude Rielerweg. Zij voeren onder meer aan dat inmiddels afspraken zijn gemaakt dat elders een volkstuinencomplex zal worden ingericht.

2.6. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de in het plan neergelegde ontwikkeling past binnen het provinciale beleid en de Ruimtelijke visie Schalkhaar waarin de Rielerenk als groene bufferzone tussen Deventer en Schalkhaar wordt genoemd, en ook anderszins aanvaardbaar is.

2.7. Voor gronden aan de Oude Rielerweg met een oppervlakte van ongeveer 16.000 m² is voorzien in de bestemming "Groen-Groene ruimte" met de aanduiding "volkstuinen toegestaan".

Ingevolge artikel 9.1, aanhef en onder c, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Groen-Groene ruimte" aangewezen gronden bestemd voor volkstuinen met een bijbehorende parkeervoorziening van maximaal 150 m², uitsluitend daar waar dit op de plankaart als zodanig is aangegeven, een en ander met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.

2.8. Uit de stukken volgt dat het volkstuinencomplex van Volkstuinenvereniging De Vosmanskamp verplaatst dient te worden vanwege plannen tot woningbouw op haar huidige locatie. In zijn nadere stuk en ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de in het plan neergelegde locatie voor het volkstuinencomplex inmiddels niet meer in overeenstemming wordt geacht met het gemeentelijke beleid. Hij heeft aangegeven dat de aanduiding "volkstuinen toegestaan" om die reden kan vervallen. Gelet hierop is op voorhand aannemelijk dat het volkstuinencomplex niet op de in het plan neergelegde plaats zal worden gevestigd en dat het plan in zoverre niet zal worden uitgevoerd. Het college heeft ter zitting aangegeven geen bezwaar te hebben tegen een vernietiging van en onthouding van goedkeuring aan de aanduiding.

2.8.1. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 1] en anderen hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanduiding niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door het plan in zoverre goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep van [appellant sub 1] en anderen is gegrond, zodat het bestreden besluit op dit punt dient te worden vernietigd. Het beroep behoeft voor het overige geen bespreking meer.

2.8.2. Gelet hierop ziet de Afdeling aanleiding om goedkeuring te onthouden aan de aanduiding "volkstuinen toegestaan" voor gronden aan de Oude Rielerweg.

Nokhoogte - bouwhoogte

2.9. [appellant sub 2] en Platform Schalkhaar stellen in beroep dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de wijziging bij de planvaststelling van het begrip nokhoogte in bouwhoogte. Het begrip nokhoogte duidt volgens hen op een kap, terwijl met het begrip bouwhoogte hoge platte en volumineuze bebouwing mogelijk is. Dit kan leiden tot een aantasting van het dorpsbeeld.

2.10. In artikel 2.3 van de planvoorschriften is bepaald dat de bouwhoogte als volgt wordt gemeten: de hoogte in meters van het hoogste punt van een bouwwerk, gemeten vanaf meetniveau, met dien verstande dat bij de meting van de bebouwingshoogte van een gebouw schoorstenen, lichtkoepels en dergelijke aan een gebouw ondergeschikte bouwdelen buiten toepassing blijven.

2.11. In het voorstel van het college van burgemeester en wethouders tot vaststelling van het bestemmingsplan is aangegeven dat het woord 'nokhoogte' wordt gewijzigd in 'bouwhoogte'. De raad heeft het plan aldus gewijzigd vastgesteld. Artikel 2.3 is voor het overige ongewijzigd vastgesteld. In de schriftelijke uiteenzetting is aangegeven dat de wijziging geen gevolgen heeft voor de inhoud van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerpplan. De wijziging is doorgevoerd met het oog op het verkrijgen van uniformiteit binnen de bestemmingsplannen van de gemeente.

2.12. Anders dan [appellant sub 2] en Platform Schalkhaar veronderstellen volgen uit de enkele wijziging van het begrip 'nokhoogte' in 'bouwhoogte' geen ruimere bouwmogelijkheden. De omschrijving van de inhoud van het begrip in artikel 2.3 is immers ongewijzigd gebleven. Die omschrijving is bepalend en niet hetgeen in de benaming al dan niet kan worden ingelezen. De omschrijving in artikel 2.3 is niet ongebruikelijk in bestemmingsplannen. De Afdeling ziet in hetgeen [appellant sub 2] en Platform Schalkhaar hebben aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat deze algemene begripsomschrijving in dit bestemmingsplan passend is te achten.

De Afdeling wijst er nog op dat de meetvoorschriften ook het begrip 'goothoogte' omschrijven en dat voor verschillende bestemmingen het bouwvolume mede door de goothoogte wordt beperkt. Voor zover [appellant sub 2] en Platform Schalkhaar in beroep hebben aangevoerd dat de bouwmogelijkheden voor één of meer specifieke locaties te ruim zijn, gaat de Afdeling daar hierna afzonderlijk op in.

2.12.1. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2] en Platform Schalkhaar hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat artikel 2.3 van de planvoorschriften niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. De beroepen van [appellant sub 2] en Platform Schalkhaar zijn in zoverre ongegrond.

Omheiningen

2.13. Platform Schalkhaar voert voorts aan dat het plan er ten onrechte niet aan in de weg staat dat rond terreinen met de bestemming "Maatschappelijk" omheiningen, vrij van enige begroeiing, tot een hoogte van twee meter worden gebouwd. Dit kan volgens haar tot een grote aantasting van het dorpsbeeld leiden.

2.14. Het college heeft in reactie op de bedenkingen van Platform Schalkhaar overwogen dat de planvoorschriften regelen wat ruimtelijk is toegestaan of uitgesloten. Welstandsaspecten worden niet in een bestemmingsplan geregeld. Het college verwijst daarvoor naar de gemeentelijke Welstandsnota.

2.15. Ingevolge artikel 12.2, aanhef en onder d, van de planvoorschriften mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, op gronden met de bestemming "Maatschappelijk" maximaal 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van terreinomheiningen maximaal 2 m mag bedragen.

2.15.1. In artikel 2, aanhef en onder e, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: Bblb), gelezen in samenhang met artikel 43, eerste lid, onder c, van de Woningwet, is geregeld in welke situaties voor het bouwen van een erf- of perceelafscheiding geen bouwvergunning is vereist. Ingevolge artikel 20, aanhef en onder a, van de WRO blijven de voorschriften van het bestemmingsplan buiten toepassing voor zover deze betrekking hebben op het bouwen waarvoor krachtens artikel 43, eerste lid, van de Woningwet geen bouwvergunning is vereist.

2.16. Voor zover erfafscheidingen op percelen met de bestemming "Maatschappelijk" aan de kenmerken in artikel 2, aanhef en onder e, van het Bblb voldoen, kan het bestemmingsplan geen nadere voorschriften geven. Voor zover niet aan die kenmerken wordt voldaan, is voor het plaatsen van een erfafscheiding een bouwvergunning vereist. Het betreft in die situatie veelal de zijde van het perceel dat aan de openbare weg grenst. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college, gelet op onder meer de belangen inzake veiligheid en inbraakwerendheid, niet in redelijkheid heeft kunnen instemmen met de in het plan neergelegde mogelijkheid omheiningen tot een hoogte van 2 m te bouwen. Het college heeft wat betreft de vrees van Platform Schalkhaar dat de planregeling met zich kan brengen dat het straatbeeld door dichte schuttingen of muren zal worden overheerst, in redelijkheid geen aanleiding behoeven te zien voor een algemene regeling in het bestemmingsplan die zodanige bouw uitsluit. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voor een individueel bouwplan nog een beoordeling kan worden gemaakt of dit gelet op onder meer het materiaalgebruik voldoet aan de daaraan te stellen welstandseisen voor zover die niet in strijd zijn met de mogelijkheden in het bestemmingsplan.

2.16.1. De conclusie is dat hetgeen Platform Schalkhaar heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van Platform Schalkhaar is in zoverre ongegrond.

Hoek Brinkgreverweg/Oosterwechelsweg

2.17. [appellant sub 2], Platform Schalkhaar en [appellant sub 5] betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" ter plaatse van de dorpsentree op de hoek Brinkgreverweg/Oosterwechelsweg. Het grootste bouwvlak op het perceel is in oppervlakte twee keer en in omvang drie keer groter dan de huidige bebouwing en daarmee te massaal. Het is volgens [appellant sub 2], Platform Schalkhaar en [appellant sub 5] niet mogelijk de cultuurhistorische waarde van de dorpsentree door de Monumentenverordening en de Welstandsnota te beschermen. Er is volgens hen ten onrechte geen goothoogte bepaald. Afdekking van de bebouwing met een plat dak achten zij strijdig met de uitgangspunten van het bestemmingsplan waarbij een risico bestaat voor precedentwerking. De bouwmogelijkheden zijn volgens [appellant sub 5] in tegenspraak met de planbeschrijving, te weten het vastleggen van de bestaande situatie in de kom. Ook acht hij het plan in zoverre strijdig met het beschermd dorpsgezicht.

2.18. Het college acht de bouwmogelijkheden ter plaatse aanvaardbaar. Naar zijn mening wordt voldoende rekening gehouden met de cultuurhistorische waarde van het nabijgelegen beschermd dorpsgezicht "Park Braband". Daarbij komt dat het gemeentebestuur met de Monumentenverordening en de Welstandsnota mogelijkheden heeft om de cultuurhistorische waarde van de dorpsentree en het beschermde dorpsgezicht te waarborgen. Het college heeft voorts van belang geacht dat, hoewel de bestaande bebouwing aanzienlijk kan worden uitgebreid, in planologisch opzicht sprake is van een beperking van de bebouwingsmogelijkheden.

2.19. Het perceel op de hoek Brinkgreverweg/Oosterwechelsweg behoort tot het terrein Brinkgreven Deventer van Dimence. Aan het plandeel is de bestemming "Maatschappelijk" toegekend. Op de plankaart zijn ter plaatse twee bouwvlakken ingetekend. De afmetingen van het grootste bouwvlak zijn ongeveer 33 bij 52 m, waarbij de hoek gelegen het dichtst bij de Brinkgreverweg schuin is afgesneden. De maximumbouwhoogte is, gelet op de aanduiding op de plankaart, 12 m. Een maximumgoothoogte is niet bepaald. Op de plankaart is geen bebouwingspercentage aangeduid, zodat ingevolge artikel 12.2, aanhef en onder b, van de planvoorschriften het maximale bebouwingspercentage 100 bedraagt.

2.20. In hetgeen [appellant sub 5] heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de aan het plandeel toegekende bouwmogelijkheden strijdig zijn met het beschermd dorpsgezicht "Park Braband". Het plandeel bevindt zich buiten de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht en onweersproken is dat aan de beschrijving daarvan geen aanknopingspunten vallen te ontlenen voor het oordeel dat die bescherming zich ook uitstrekt tot het perceel op de hoek Brinkgreverweg/Oosterwechelsweg.

2.20.1. Niet in geschil is dat de planologische mogelijkheden voor het plandeel ingevolge het tot dusver vigerende bestemmingsplan uit 1962 ruimer waren dan de mogelijkheden die thans in het bestemmingsplan zijn neergelegd. Dit neemt niet weg dat met het thans voorliggende plan ten opzichte van de bestaande bebouwing nog steeds een aanzienlijke vergroting van de bouwruimte, zowel in oppervlakte als in hoogte, wordt geboden. Dat, zoals de raad heeft betoogd, in planologisch opzicht reeds sprake is van een vermindering van bouwvolume en dat mogelijkheden voor uitbreiding dienen te blijven bestaan, acht de Afdeling onvoldoende reden om een zodanig grote verruiming ten opzichte van de bestaande situatie te motiveren. Niet is gebleken van nadere, concrete plannen om te komen tot een uitbreiding van de hoeveelheid bebouwing op deze plaats. Waarom niet kon worden volstaan met het begrenzen van de bestaande bebouwing dan wel het aanduiden van een lager bebouwingspercentage voor het bouwvlak of het beperken van de maximale hoogte is niet duidelijk geworden. Daarbij is verder van belang dat, hoewel het plandeel zelf niet is gelegen in het als beschermd dorpsgezicht aangewezen gebied, bebouwing ter plaatse landschappelijk wel van betekenis is nu het plandeel is gelegen op de - vanuit de stad Deventer bezien - entree van het dorp. De verwijzing door het college naar de Monumentenverordening en de Welstandsnota is in dit kader niet op zijn plaats, aangezien het bestemmingsplan bepalend is voor de omvang van de bebouwing die ter plaatse mogelijk is.

2.20.2. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2], Platform Schalkhaar en [appellant sub 5] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit voor zover daarmee goedkeuring is verleend aan de aanduidingen "bouwgrens" en "maximum bouwhoogte" voor het grootste bouwvlak op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" op de hoek Brinkgreverweg/Oosterwechelsweg, niet berust op een deugdelijke motivering. De beroepen van [appellant sub 2] en Platform Schalkhaar zijn in zoverre gegrond. Het beroep van [appellant sub 5] is gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb te worden vernietigd.

Locatie Grouwstra

2.21. Platform Schalkhaar stelt voorts in beroep dat het college ten onrechte heeft ingestemd met het nieuwbouwproject Grouwstra aan de Oerdijk. De bouwmogelijkheden hier zijn in omvang en hoogte te ruim. Een bezonningsonderzoek ontbreekt volgens haar ten onrechte. Verder zijn de parkeermogelijkheden onvoldoende bezien, aldus Platform Schalkhaar.

2.22. Het college wijst erop dat het hier een herstructureringslocatie betreft. Het acht de ontwikkeling wat betreft omvang en functie passend in de omgeving. Onevenredige hinder vanwege schaduwwerking op de woningen aan de Smidsweg doet zich, gelet op de afstand tot en de situering van de tuinen bij die woningen, niet voor, aldus het college.

2.23. Voor de gronden van het voormalige garagebedrijf Grouwstra is in het plan voorzien in de bestemming "Wonen".

Ingevolge artikel 18.1 van de planvoorschriften, gelezen in samenhang met de aanduidingen op de plankaart, mogen ter plaatse binnen het bouwvlak maximaal 16 gestapelde woningen worden gebouwd.

Ingevolge artikel 18.2, aanhef en onder g, mogen de bouwhoogte en de goothoogte van de gebouwen maximaal 10 m respectievelijk 6,5 m bedragen.

Ingevolge het bepaalde onder h, gelezen in samenhang met de aanduiding op de plankaart, is het maximale bebouwingspercentage 70.

2.24. In de plantoelichting is vermeld dat een woonbestemming hier passend is aangezien de functionele structuur van dit deel van Schalkhaar hoofdzakelijk wordt bepaald door diverse functies die elkaar afwisselen, zoals wonen, kleinschalige bedrijvigheid, winkels en gemengde functies. Het streven is erop gericht dit gemengde karakter te handhaven. Voor de ontwikkeling van de locatie zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld.

2.25. In de schriftelijke uiteenzetting is aangegeven dat de ontwikkeling van de locatie Grouwstra reeds mogelijk is gemaakt met toepassing van artikel 19 van de WRO. In 2007 is een fase 1 bouwvergunning verleend. Ter zitting heeft de raad onweersproken gesteld dat het bouwplan grotendeels in overeenkomstige zin planologisch in het bestemmingsplan is ingepast. Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college in redelijkheid een groot gewicht kunnen toekennen aan de omstandigheid dat het hier een herstructureringslocatie betreft en dat voor de invulling daarvan een bouwvergunning is verleend die, naar ter zitting door de raad onweersproken is gesteld, in rechte onaantastbaar is. Gelet op de woonfunctie op de aangrenzende percelen is niet aannemelijk gemaakt dat een woonfunctie op de nieuwbouwlocatie niet passend zou zijn. De Afdeling ziet verder geen aanleiding voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de mogelijk gemaakte omvang en hoogte in verhouding staan tot de omliggende bebouwing. In dat kader is ook van belang dat de bebouwing in dit gedeelte van de kern gevarieerd is. Wat betreft de hoogte is verder van belang dat de maximale goothoogte voor het appartementengebouw gelijk is aan die voor de eengezinswoningen en de maximale bouwhoogte slechts 1 m hoger is.

2.25.1. De initiatiefnemer voor het nieuwbouwproject heeft een bezonningsstudie laten uitvoeren die voor de raad geen aanleiding was het plan aan te passen. Uit die bezonningsstudie volgt dat zich geen ernstige schaduwoverlast zal voordoen voor de omliggende woningen. Voor zover er enige schaduwoverlast is, wordt deze deels veroorzaakt door de woningen zelf. De Afdeling ziet in hetgeen Platform Schalkhaar heeft aangevoerd geen aanleiding voor het oordeel dat hetgeen thans in het bestemmingsplan is neergelegd zodanig afwijkt van de planvorming in de bouwvergunningsprocedure dat het college zich niet mede op de in dat kader gemaakte bezonningsstudie had mogen baseren.

2.25.2. Dat ter plaatse onvoldoende parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd, acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt. Daarbij betrekt zij de omvang van het perceel en de omstandigheid dat de bebouwing binnen het bouwvlak, dat ruim 1.000 m² beslaat, is beperkt tot 70% alsmede de in de bouwvergunning opgenomen ondergrondse parkeergarage.

2.25.3. De conclusie is dat hetgeen Platform Schalkhaar heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van Platform Schalkhaar is in zoverre ongegrond.

[locatie]

2.26. [appellante sub 4] stelt in beroep dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel voor haar perceel [locatie] voor zover daaraan de bestemming "Groen-Groene ruimte" is toegekend. Zij wenst de gronden te bebouwen met in omvang beperkte bebouwing in een bosachtige setting die aansluit op het groene karakter van het gebied. In 2004 stond het gemeentebestuur nog positief tegenover bebouwing van het perceel. Haar plannen zijn ten onrechte niet bij de ontwikkeling van het bestemmingsplan betrokken. Het uitgangspunt van het bestemmingsplan staat volgens haar aan het mogelijk maken van ontwikkelingen niet in de weg. Het terrein ligt niet in een ecologische verbindingszone. Voorts betoogt [appellante sub 4] dat de toegekende bestemming niet overeenkomt met de bestaande agrarische situatie.

2.27. Het college stemt in met de keuze van de raad om in het bestemmingsplan de bestaande situatie vast te leggen. De besluitvorming omtrent de door [appellante sub 4] gewenste ontwikkelingen kan volgens het college buiten het bestemmingsplan om plaatsvinden.

2.28. Aan het plandeel dat ziet op de gronden van [appellante sub 4] is de bestemming "Groen-Groene ruimte" toegekend. Niet in geschil is dat de bestemmingsregeling de door [appellante sub 4] gewenste woonbebouwing niet mogelijk maakt.

2.29. Anders dan [appellante sub 4] stelt, volgt uit de stukken, waaronder de zienswijzenota en ter bevestiging daarvan de schriftelijke uiteenzetting, dat de gewenste bouwmogelijkheden wel zijn beoordeeld bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Uit deze beoordeling volgt dat nieuwbouw op deze plaats aan de Koningin Wilhelminalaan strijdig wordt geacht met de in de Ruimtelijke visie Schalkhaar neergelegde ontwikkelingsmogelijkheden voor de korte en middellange termijn. In die visie is voorts vermeld dat de Koningin Wilhelminalaan de belangrijkste weg van Schalkhaar is en dat het groene karakter van deze laan moet worden behouden. De beheersmaatregelen in dit gebied richten zich dan ook met name op het behoud en herstel van de kwaliteit van de gebouwen en hun omgeving. [appellante sub 4] heeft in dit verband niet aannemelijk gemaakt dat aan deze ruimtelijke visie aanknopingspunten vallen te ontlenen dat de door haar gewenste nieuwbouw op haar perceel reeds als in aanmerking te nemen nieuwe ontwikkeling valt te zien. Dat in het kader van het bestemmingsplan voor verschillende locaties nieuwbouw mogelijk wordt gemaakt, betekent niet dat dit reeds om die reden ook voor haar perceel het geval dient te zijn. Dat in deze zin bindende toezeggingen zijn gedaan, is niet aannemelijk gemaakt. Dat het gemeentebestuur in 2004 mogelijk welwillender tegenover de nieuwbouwplannen stond, dwingt niet tot de conclusie dat de vrijheid van de raad om een andere keuze te maken daardoor zou zijn ingeperkt. Dat het terrein niet is gelegen in een ecologische zone wil ten slotte niet zeggen dat dit noopt tot het mogelijk maken van woningbouwontwikkelingen.

2.29.1. Voor zover [appellante sub 4] betoogt dat een agrarische bestemming meer passend zou zijn dan de thans toegekende bestemming overweegt de Afdeling dat niet valt in te zien waarom de bestemming "Groen-Groene ruimte" en hetgeen daaromtrent in artikel 9 van de planvoorschriften is verwoord niet in overeenstemming zouden zijn met het huidige gebruik. Ingevolge die bepaling zijn haar gronden, voor zover van belang, bestemd voor bos en water alsmede semi-agrarische doeleinden. Onder 'semi-agrarische doeleinden' worden ingevolge artikel 1.38 verstaan vormen van extensief al dan niet bedrijfsmatig agrarisch grondgebruik al dan niet met een recreatief karakter. De gronden zijn in gebruik als grasland zonder beweiding door dieren zodat van een puur agrarisch gebruik van de gronden geen sprake is. Het college heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat het huidige gebruik past binnen de bestemmingsomschrijving.

2.29.2. De conclusie is dat hetgeen [appellante sub 4] heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellante sub 4] is ongegrond.

Locatie Mensinksdijkje

2.30. [appellant sub 6] en anderen en Platform Schalkhaar stellen in beroep dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de mogelijkheden voor gestapelde woningbouw op gronden gelegen tussen het Mensinksdijkje en de Laarmanskamp.

Het betreft hier volgens [appellant sub 6] en anderen de entree tot het dorp waar volgens het provinciale beleid een hoogwaardige invulling op zijn plaats is. Ook is de locatie niet aangeduid als herontwikkelingslocatie. Voorts achten zij de bouwmogelijkheden strijdig met de Ruimtelijke visie Schalkhaar. Ten onrechte ontbreekt een toereikende watertoets. Ook wordt de bebouwing volgens [appellant sub 6] en anderen te massaal en te hoog. In dat verband zijn de gevolgen van een groot gebouw aan een smalle straat voor het straatbeeld niet bezien. De voorgevelrooilijn is ten opzichte van de bestaande situatie te ver naar voren ingetekend. De bebouwing zal leiden tot een vermindering van privacy en uitzicht en tot schaduwoverlast voor met name de bewoners van de woningen aan de Laarmanskamp. Volgens hen is niet aangetoond dat in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien. Zij achten onduidelijk welke parkeernorm is gehanteerd. Een bindende verhouding tussen verhard oppervlak en groen om een verdere vergroting van het beoogde parkeerterrein te voorkomen, ontbreekt ten onrechte. Verder zal vanwege het parkeerterrein geluid-, stank- en lichtoverlast ontstaan, aldus [appellant sub 6] en anderen.

Platform Schalkhaar voert aan dat de nieuwbouwontwikkeling een inbreuk op de stedenbouwkundige structuur vormt doordat deze afwijkt van de wijze waarop de bestaande woningblokken op het buitengebied zijn gericht. Het voorziene appartementencomplex is volgens haar te hoog en leidt tot een inbreuk op de privacy van de bewoners van de omliggende woningen.

2.31. In het kader van de sloop/nieuwbouw van veertien tweelaagse eengezinswoningen van De Marken is voor gronden aan de oostzijde van het Mensinksdijkje voorzien in de bestemming "Wonen". Hier is, blijkens een bouwaanvraag, de bouw van vijf eengezinswoningen en veertien gestapelde woningen voorzien. De gronden waar de bouw van de gestapelde woningen mogelijk gemaakt is, liggen aan de rand van de dorpskern.

Ingevolge artikel 18.1 van de planvoorschriften zijn de op de plankaart voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:

a. wonen, beperkt tot het bestaande aantal woningen in de woningcategorieën:

[…];

[…];

EG woningen minimaal 3 en maximaal 8 aaneengebouwd;

[…];

MG gestapelde woningen;

waar dat blijkens de verklaring op de plankaart als zodanig is aangegeven;

b. nieuw te bouwen woningen, uitsluitend waar dat op de plankaart als zodanig is aangegeven en met inachtneming van het bepaalde op de plankaart ten aanzien van categorie en maximumaantal te bouwen woningen;

[…].

Ingevolge artikel 18.2, aanhef en onder g, mogen de bouwhoogte en de goothoogte van de gebouwen in de categorie MG maximaal 10 m respectievelijk 6,5 m bedragen.

Ingevolge het bepaalde onder h mag het bebouwingspercentage ten opzichte van het bouwperceel voor gebouwen in de categorie MG maximaal 100 bedragen, tenzij op de plankaart een ander maximumbebouwingspercentage is aangegeven. Op de plankaart is ter plaatse van de gronden voor de gestapelde woningen voorzien in een maximumbebouwingspercentage van 60.

2.32. Het betoog van [appellant sub 6] en anderen dat de met het plan mogelijk gemaakte gestapelde woningen aan de rand van Schalkhaar strijdig zijn met het provinciale beleid faalt. In het streekplan Overijssel 2000+ (hierna: het streekplan) is Schalkhaar opgenomen als onderdeel van het stadsgewest Stedendriehoek. Volgens het streekplan dient een belangrijk deel van de verstedelijkingsopgave in Overijssel binnen de stadsgewesten plaats te vinden. Hierbij is in eerste instantie uitgangspunt een optimale benutting van het bestaande stedelijke gebied door herstructurering en inbreiding. Niet valt in te zien dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het woningbouwproject voor de gestapelde woningen aan het Mensinksdijkje niet in strijd is met het provinciale beleid. Het betreft hier een woonlocatie binnen verstedelijkt gebied waarvoor een nieuwe invulling mogelijk is gemaakt. Het provinciale beleid verzet zich niet tegen de in het plan op de desbetreffende locatie langs het Mensinksdijkje neergelegde wijziging van alleen eengezinswoningen in eengezins- en gestapelde woningen. Dat het provinciale beleid in de weg zou staan aan de omvang van de bouwmogelijkheden hebben [appellant sub 6] en anderen niet aannemelijk gemaakt.

Ook het betoog van [appellant sub 6] en anderen dat het bestemmingsplan in zoverre strijdig is met de Ruimtelijke visie Schalkhaar faalt. Deze visie spitst zich toe op uitbreidingen van woningbouwlocaties voor de korte en middellange termijn. Uitgangspunt is daarbij dat ten zuiden van Schalkhaar geen uitbreiding mogelijk wordt gemaakt. De nieuwbouwlocatie bevindt zich binnen het stedelijke gebied van Schalkhaar op een voorheen ook bebouwd perceel. De ontwikkeling past derhalve in zoverre binnen de uitgangspunten van de Ruimtelijke visie Schalkhaar. Dat het nieuwbouwplan anderszins niet past binnen die uitgangspunten hebben [appellant sub 6] en anderen niet aannemelijk gemaakt.

Wat betreft de overige door [appellant sub 6] en anderen en Platform Schalkhaar aangevoerde stedenbouwkundige bezwaren, heeft het college zich in redelijkheid kunnen aansluiten bij het standpunt van de raad. Met het draaien van de gestapelde woningen naar de Rielerenk toe vindt een afronding van het noord-zuid gerichte stratenpatroon van dit gedeelte van Schalkhaar plaats waardoor het uitgangspunt van de Ruimtelijke visie Schalkhaar dat aan de zuidkant geen uitbreiding plaatsvindt, wordt benadrukt. Dat dit in stedenbouwkundig opzicht een onaanvaardbare situatie zou opleveren hebben [appellant sub 6] en anderen en Platform Schalkhaar niet aannemelijk gemaakt. Ook wat betreft de vooruitgeschoven ligging van de voorgevelrooilijn over ongeveer 1 m ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het college daarmee niet in redelijkheid heeft kunnen instemmen. Gelet op de resterende breedte van het Mensinksdijkje met aan de westzijde daarvan voortuinen van woningen is niet aannemelijk gemaakt dat de ligging van de voorgevelrooilijn ernstig afbreuk zal doen aan de beleving van de straat. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat de verkeersafwikkeling van deze straat daardoor in het geding zou komen.

2.32.1. Uit de stukken volgt dat het waterschap heeft ingestemd met de ontwikkeling van de gestapelde woningen en de aanleg van de parkeerplaatsen. [appellant sub 6] en anderen hebben niet aannemelijk gemaakt dat deze ontwikkeling tot ernstige wateroverlast in de omgeving zal leiden dan wel dat technische mogelijkheden ontbreken om mogelijke wateroverlast te voorkomen.

2.32.2. De Afdeling ziet verder geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid met de omvang van de bouwmassa ter plaatse, zoals met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, heeft kunnen instemmen. Zij ziet evenmin in dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de gevolgen voor de omwonenden vanwege de gestapelde woningen niet onaanvaardbaar zijn. Daarbij is van belang dat de bouwmogelijkheid is beperkt tot 60% van de gronden met de aanduiding "gestapelde woningen", dat de goothoogte gelijk is aan en de bouwhoogte slechts 1 m hoger dan die voor de nieuwe eengezinswoningen en dat aan die zijde de ongeveer 14 m diepe achtertuinen van de woningen aan de Laarmanskamp zijn gelegen. Door de ligging van de gestapelde woningen ten westen van de woningen aan de Laarmanskamp zal de zonlichttoetreding in de tuinen vanuit het zuiden niet belemmerd worden. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat de zonlichttoetreding vanuit het westen zodanig ernstig wordt verminderd dat het woon- en leefklimaat om die reden ernstig wordt geschaad. Ook wat betreft de gevolgen voor de privacy hebben [appellant sub 6] en anderen niet aannemelijk gemaakt dat de afstand tussen de nieuwbouw en de bestaande woningen in deze situatie als te beperkt moet worden beschouwd. Daarbij is het treffen van mogelijkheden de inkijk te beperken niet uitgesloten.

2.32.3. Wat betreft de vrees van [appellant sub 6] en anderen voor een toename van de parkeeroverlast in de omgeving, overweegt de Afdeling dat het bestemmingsplan mogelijkheden biedt tot het inrichten van parkeerplaatsen op het achterterrein van de voorziene eengezins- en gestapelde woningen. Ter zitting is hiervoor een inrichtingstekening met 17 parkeerplaatsen getoond. Aannemelijk is dat de inrichting op deze wijze zal worden uitgevoerd. Voor het vastleggen in het bestemmingsplan van de door [appellant sub 6] en anderen bedoelde verhouding parkeerterrein/tuin-groen voor het achterterrein heeft het college in redelijkheid geen noodzaak behoeven te zien. Voorts is voorzien in 12 langsparkeervakken aan het Mensinksdijkje. Niet aannemelijk is gemaakt dat het aantal parkeerplaatsen in de nieuwe situatie niet zal voldoen voor het aantal nieuwe woningen. In de oude situatie waren er op het achterterrein van de 14 eengezinswoningen geen althans geen formele gelegenheden tot parkeren. Dit bevestigt het standpunt van het college dat met de vijf extra wooneenheden geen tekort aan parkeerplaatsen zal ontstaan.

Dat de voorziene parkeersituatie op het achterterrein te krap zou zijn en tot overlast aanleiding zou geven, hebben [appellant sub 6] en anderen niet aannemelijk gemaakt. Ter zitting is hieromtrent door de architect van het bouwplan toegelicht dat de aanleg van de parkeervakken en de stralen van de keermogelijkheden in overeenstemming zijn met de daarvoor geldende richtlijnen. Dat de wijze waarop het terrein zal worden ingericht, ook zal leiden tot achteruitrijdend verkeer, maakt niet dat om die reden niet van de voorziene inrichting mocht worden uitgegaan, te meer nu ter plaatse geen hoge rijsnelheden mogelijk zullen zijn.

Dat zich vanwege het parkeren op het binnenterrein ernstige overlast in de vorm van geluidhinder, lichtuitstraling of stank voor de bewoners van de omliggende woningen zal voordoen, acht de Afdeling niet aannemelijk gemaakt. In dat verband is van belang dat het parkeren op maaiveld zal plaatsvinden en door schuttingen wordt of kan worden afgescheiden van de tuinen van de aangrenzende percelen, zodat de gevolgen daarvan beperkt kunnen worden geacht. Het college heeft daarnaast van belang kunnen achten dat het aantal parkeerplaatsen beperkt is en dat het vanwege de besloten ligging van het terrein in de lijn van de verwachtingen ligt dat alleen bewoners van het terrein gebruik zullen maken.

2.32.4. Voor zover [appellant sub 6] en anderen hebben gesteld dat onvoldoende behoefte bestaat aan de voorziene woningen, overweegt de Afdeling dat De Marken ter zitting heeft gewezen op het grote aantal woningzoekenden in Schalkhaar. [appellant sub 6] en anderen hebben het door De Marken genoemde aantal, niet weersproken. Bovendien betreft het ten opzichte van de oude situatie een toename met slechts enkele woningen. Het college heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er voldoende behoefte is aan de woningen.

2.32.5. In het kader van de belangenafweging heeft het college ten slotte in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan de belangen die zijn gemoeid met het slopen van de verouderde woningen en de nieuwbouw van eengezins- en gestapelde woningen ter plaatse dan aan de door [appellant sub 6] en anderen gestelde belangen die zouden leiden tot geringere bouwmogelijkheden ter plaatse.

2.32.6. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 6] en anderen en Platform Schalkhaar hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plandeel met de bestemming "Wonen" en de aanduiding "gestapelde woningen" aan de oostzijde van het Mensinksdijkje niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep van [appellant sub 6] en anderen is ongegrond. Het beroep van Platform Schalkhaar is in zoverre ongegrond.

Proceskosten

2.33. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant sub 1] en anderen, [appellant sub 2], Platform Schalkhaar en [appellant sub 5] te worden veroordeeld. De door Platform Schalkhaar op het proceskostenformulier aangegeven reiskosten van een getuige komen niet voor vergoeding in aanmerking reeds om de reden dat niet overeenkomstig artikel 8:60, vierde lid, van de Awb mededeling is gedaan. Wat betreft [appellante sub 4] en [appellant sub 6] en anderen bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 5] geheel en de beroepen van [appellant sub 2] en de stichting Stichting Platform Schalkhaar gedeeltelijk gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 30 juni 2009, kenmerk 2009/0091297, voor zover het betreft de goedkeuring van:

a. de aanduiding "volkstuinen toegestaan" voor gronden aan de Oude Rielerweg;

b. de aanduidingen "bouwgrens" en "maximum bouwhoogte" voor het grootste bouwvlak op het plandeel met de bestemming "Maatschappelijk" op de hoek Brinkgreverweg/Oosterwechelsweg;

III. onthoudt goedkeuring aan de aanduiding onder II.a.;

IV. bepaalt dat deze uitspraak voor zover het betreft het onder III. vermelde in de plaats treedt van het besluit van 30 juni 2009;

V. verklaart de beroepen van [appellante sub 4] en [appellant sub 6] en anderen geheel en de beroepen van [appellant sub 2] en de stichting Stichting Platform Schalkhaar voor het overige ongegrond;

VI. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij:

a. [appellant sub 1] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

b. [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 39,85 (zegge: negenendertig euro en vijfentachtig cent);

c. de stichting Stichting Platform Schalkhaar in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 39,85 (zegge: negenendertig euro en vijfentachtig cent);

d. [appellant sub 5] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 39,85 (zegge: negenendertig euro en vijfentachtig cent);

VII. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Overijssel aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 1] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

b. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 2];

c. € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) voor de stichting Stichting Platform Schalkhaar;

d. € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) voor [appellant sub 5].

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J.G.C. Wiebenga en mr. M.A.A. Mondt-Schouten, leden, in tegenwoordigheid van E.J. Nolles, ambtenaar van Staat.

w.g. Hoekstra w.g. Nolles
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 4 mei 2010

371.