Uitspraak 200908277/1/H1


Volledige tekst

200908277/1/H1.
Datum uitspraak: 10 maart 2010

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 september 2009 in zaak nr. 08/4865 in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Pollux Detachering B.V.

en

het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal.

1. Procesverloop

Bij besluit van 22 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roosendaal (hierna: het college) de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Pollux Detachering B.V. (hierna:
Pollux Detachering) onder oplegging van een dwangsom gelast het gebruik dat van het pand aan de Gastelseweg 61 te Roosendaal (hierna onderscheidenlijk: het pand en het perceel) wordt gemaakt te beëindigen en beëindigd te houden.

Bij besluit van 8 oktober 2008 heeft het college het door Pollux Detachering daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 september 2009, verzonden op 22 september 2009, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door Pollux Detachering daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 8 oktober 2008 vernietigd en het besluit van 22 april 2008 herroepen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 oktober 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 november 2009.

Pollux Detachering heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 februari 2010, waar het college, vertegenwoordigd door mr. M. van de Crommenacker, werkzaam in dienst van de gemeente, en Pollux Detachering, vertegenwoordigd door mr. A.A. van den Brand, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge het bestemmingsplan "Groot Kalsdonk" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming

"Gemengde Doeleinden-2 (GD(2))".

Ingevolge artikel 6, eerste lid, van de planvoorschriften, voor zover thans van belang, zijn de gronden, op de kaart aangewezen voor

"Gemengde Doeleinden-2 (GD(2))" bestemd voor het wonen.

Ingevolge artikel 24, eerste lid, is het verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.

In artikel 1, onder 56, is een woning gedefinieerd als een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.

2.2. Ten tijde thans van belang huurde Pollux Detachering het pand ten behoeve van de huisvesting van Poolse werknemers, welke bij haar, als uitzendorganisatie gespecialiseerd in het werven van internationale arbeidskrachten, werkzaam zijn.

2.3. Het college betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het pand in strijd met de op het perceel rustende bestemming wordt gebruikt. Daartoe voert het aan dat in het bestemmingsplan de term "wonen" weliswaar niet is gedefinieerd, maar omdat wonen in een woning geschiedt, dient voor de uitleg van de term "wonen" aansluiting te worden gezocht bij de in het bestemmingsplan voor de term "woning" gegeven definitie.

2.3.1. Dit betoog faalt. Aangezien de betekenis van de term "wonen" in het bestemmingsplan niet nader is bepaald en in het bestemmingsplan voor de betekenis van die term niet naar enig voorschrift is verwezen, heeft de rechtbank niet ten onrechte, aansluiting zoekend bij het algemeen spraakgebruik, onder die term in het bestemmingsplan diverse uiteenlopende vormen van huisvesting begrepen.

2.4. Subsidiair betoogt het college dat, ook indien voor de uitleg van de term "wonen" geen aansluiting wordt gezocht bij de in het bestemmingsplan voor de term "woning" gegeven definitie, het gebruik van het pand ten behoeve van de huisvesting van Poolse werknemers met de daarop rustende woonbestemming in strijd is. Daartoe voert het aan dat volgens onderscheiden rapporten van bevindingen van de afdeling Bouwen/Ruimtelijke Ordening van de gemeente Roosendaal de keuken, sanitaire voorzieningen en gemeenschappelijke woonruimten in het pand gezamenlijk worden gebruikt.

2.4.1. Ook dit betoog faalt. Zoals hiervoor onder 2.3.1 is overwogen, heeft de rechtbank terecht onder de term "wonen" in het bestemmingsplan diverse uiteenlopende vormen van huisvesting begrepen. Gelet hierop, heeft de rechtbank evenzeer terecht overwogen dat het antwoord op de vraag of in dit geval van zelfstandige bewoning sprake is, niet de betekenis toekomt die het college daaraan kennelijk hecht.

Onder deze omstandigheden, heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het gebruik van het pand ten behoeve van de huisvesting van Poolse werknemers niet in strijd is met de daarop rustende bestemming "wonen".

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.

w.g. Mouton w.g. De Haseth
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 maart 2010

476.