Uitspraak 200805334/1/M2


Volledige tekst

200805334/1/M2.
Datum uitspraak: 16 december 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], gevestigd te Sint Annaparochie, gemeente het Bildt,
appellante,

en

het college van burgemeester en wethouders van het Bildt,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van het Bildt (hierna: het college) met toepassing van artikel 2.20 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (hierna: het Besluit) maatwerkvoorschriften gesteld voor de door [appellante] geëxploiteerde inrichting aan de [locatie] te Sint Annaparochie.

Tegen dit besluit heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2008, beroep ingesteld.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht (hierna: het deskundigenbericht) uitgebracht. [appellante] en het college hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

Bij besluit van 17 maart 2009 heeft het college de bij het besluit van 10 juni 2008 gestelde maatwerkvoorschriften aangevuld.

[appellante], het college en de stichtingen Stichting Zorggroep Noorderbreedte en Stichting Wonen Noordwest Friesland, derden-belanghebbenden, hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak, gezamenlijk met zaak nr. 200808146/1/R2, ter zitting behandeld op 25 september 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. drs. S.A.B. Boer, advocaat te Amsterdam, en door [gemachtigden], en het college, vertegenwoordigd door mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden, en door ing. S. de Schiffart, drs. A.M. van Os en ir. M.T. Dijkstra, zijn verschenen. Voorts zijn de stichtingen Stichting Zorggroep Noorderbreedte en Stichting Wonen Noordwest Friesland, vertegenwoordigd door mr. I. van der Meer, advocaat te Leeuwarden, en door [gemachtigde], als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Bij het besluit van 10 juni 2008 heeft het college twee maatwerkvoorschriften voor de inrichting gesteld. In maatwerkvoorschrift 1 is bepaald dat in de nachtperiode aan de zijde van de Cingel geen laad- en losactiviteiten mogen plaatsvinden die zijn toe te rekenen aan de inrichting. In maatwerkvoorschrift 2 zijn voor de door de inrichting veroorzaakte geluidbelasting ter plaatse van de gevels van een in de directe nabijheid gepland woonzorgcomplex hogere grenswaarden gesteld dan genoemd in artikel 2.17 van het Besluit. Voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de dagperiode is een grenswaarde van 55 dB(A) gesteld, voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de avondperiode een grenswaarde van 48 dB(A) en voor het maximale geluidniveau in de avondperiode een grenswaarde van 73 dB(A).

2.2. Bij het besluit van 17 maart 2009 heeft het college maatwerkvoorschrift 2 aangevuld met een grenswaarde van 73 dB(A) voor het door de inrichting ter plaatse van de gevels van het geplande woonzorgcomplex in de dagperiode veroorzaakte maximale geluidniveau, voor zover niet toe te rekenen aan laad- en losactiviteiten.

Het besluit van 17 maart 2009 is een besluit in de zin van artikel 6:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van die wet wordt het beroep geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 17 maart 2009, nu dat besluit niet geheel aan het beroep tegemoet komt.

2.3. [appellante] betoogt dat een maatwerkvoorschrift inhoudende een volledig verbod op nachtelijke laad- en losactiviteiten niet mogelijk moet worden geacht op grond van het Besluit. Het college stelt zich volgens haar bovendien ten onrechte op het standpunt dat een verbod op nachtelijke laad- en losactiviteiten noodzakelijk is om in de bestaande situatie, zonder het geplande woonzorgcomplex, aan de op grond van het Besluit geldende geluidgrenswaarden te kunnen voldoen. Zij betwist hierbij, onder verwijzing naar door Stroop raadgevende adviseurs opgestelde akoestische rapporten, de juistheid van de door het college aan de maatwerkvoorschriften ten grondslag gelegde akoestische rapportage "Nieuwbouw zorgcentrum Sint Annaparochie" van Lichtveld Buis & Partners (hierna: LBP) van 19 maart 2008. Omdat in de bestaande situatie aan de geldende geluidgrenswaarden kan worden voldaan, vervalt volgens [appellante] de grondslag van de maatwerkvoorschriften. Zij acht het, gelet op de gevolgen daarvan voor haar bedrijfsvoering, niet juist dat aan haar maatwerkvoorschriften worden opgelegd om de komst van het woonzorgcomplex mogelijk te maken. In dit verband noemt [appellante], naast het verbod op nachtelijke laad- en losactiviteiten, de voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de dagperiode ter plaatse van de gevels van het geplande woonzorgcomplex gestelde grenswaarde van 55 dB(A). Impliciet wordt met deze grenswaarde volgens haar de niet naleefbare verplichting opgelegd dat PIEK-gecertificeerd transportmaterieel moet worden gebruikt. [appellante] voert verder nog aan dat het bij maatwerkvoorschrift opleggen van een verbod op nachtelijke laad- en losactiviteiten in strijd is met het gelijkheidsbeginsel nu een dergelijk verbod niet aan andere supermarkten in de omgeving is opgelegd en bovendien in strijd is met een in 2006 tussen haar en de gemeente gesloten overeenkomst.

2.4. Ingevolge artikel 2.20, vijfde lid, van het Besluit kan het bevoegd gezag door het opleggen van een maatwerkvoorschrift bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting moeten worden aangebracht en welke gedragsregels in acht moeten worden genomen teneinde aan geldende geluidnormen te voldoen. Een beperking in de mogelijk te stellen gedragsregels bevat het Besluit niet. Indien een volledig verbod op laden en lossen noodzakelijk is om aan de geluidnormen te voldoen, valt niet in te zien waarom een zodanig verbod niet met toepassing van artikel 2.20, vijfde lid, in een maatwerkvoorschrift zou kunnen worden opgenomen. In zoverre kan het betoog van [appellante] niet slagen.

2.5. Het college stelt zich onder verwijzing naar de door LBP in het rapport van 19 maart 2008 uitgevoerde berekeningen op het standpunt dat zonder het in maatwerkvoorschrift 1 opgenomen verbod op nachtelijke laad- en losactiviteiten in de bestaande situatie, zonder het geplande woonzorgcomplex, niet kan worden voldaan aan de ingevolge artikel 2.17 van het Besluit ter plaatse van de gevels van nabijgelegen woningen geldende geluidgrenswaarden. Metingen waarbij ter plaatse van de betrokken woningen daadwerkelijk een overschrijding van de geluidgrenswaarden is geconstateerd, ontbreken echter, terwijl [appellante] gemotiveerd heeft betoogd dat wel aan deze grenswaarden kan worden voldaan. Hier komt bij dat, gelet op hetgeen hierover in het deskundigenbericht is opgemerkt, getwijfeld moet worden aan de juistheid van de door LBP bij haar berekeningen gehanteerde uitgangspunten met betrekking tot de ondergrond tussen de inrichting en de woningen en de mogelijkheid van zogenoemd stil gedrag tijdens het laden en lossen. Gelet op het vorenstaande heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat een verbod op nachtelijke laad- en losactiviteiten in de bestaande situatie noodzakelijk is. Het college heeft maatwerkvoorschrift 1 mede vastgesteld met het oog op de realisatie van het geplande woonzorgcomplex. Het vaststellen van maatwerkvoorschriften met het oog op een nog te realiseren situatie moet op zich mogelijk worden geacht. De Afdeling stelt echter vast dat het in maatwerkvoorschrift 1 opgenomen laad- en losverbod onmiddellijk geldt en niet pas vanaf het moment van realisatie van het woonzorgcomplex. Het geplande woonzorgcomplex kan in zoverre geen rechtvaardiging vormen voor het opleggen van maatwerkvoorschrift 1. Gelet op het vorenstaande berust het besluit van 10 juni 2008 voor zover het maatwerkvoorschrift 1 betreft, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, niet op een deugdelijke motivering.

2.6. Het college stelt zich op het standpunt dat aan de in maatwerkvoorschrift 2 voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de dagperiode ter plaatse van de gevels van het geplande woonzorgcomplex gestelde grenswaarde van 55 dB(A) ook door middel van andere maatregelen dan toepassing van PIEK-gecertificeerd materieel kan worden voldaan, bijvoorbeeld door uitschakeling van de koelinstallaties van vracht- en bedrijfswagens van leveranciers tijdens hun bezoek aan de inrichting. In het deskundigenbericht is geconcludeerd dat aan de grenswaarde van 55 dB(A) kan worden voldaan indien uitsluitend PIEK-gecertificeerd materieel wordt toegepast, dan wel de koelinstallaties van de wagens van alle leveranciers tijdens hun bezoek aan de inrichting worden uitgeschakeld. De koelinstallaties moeten daarbij, zo begrijpt de Afdeling, zijn uitgeschakeld op het moment dat de wagens bij de inrichting aankomen. In aanmerking genomen dat het om materieel van derden gaat, acht de Afdeling niet aannemelijk dat [appellante] kan bewerkstelligen dat in de dagperiode uitsluitend PIEK-gecertificeerd materieel wordt toegepast, dan wel dat de koelinstallaties van de wagens van alle leveranciers worden uitgeschakeld. Het college heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het om aan de grenswaarde van 55 dB(A) te kunnen voldoen niet noodzakelijk is dat al het in de dagperiode gebruikte materieel PIEK-gecertificeerd is, of dat alle koelinstallaties worden uitgeschakeld. In welke mate deze maatregelen, al dan niet in combinatie, moeten worden toegepast om aan de grenswaarde van 55 dB(A) te kunnen voldoen en of dit door [appellante] redelijkerwijs kan worden bewerkstelligd, heeft het college echter niet inzichtelijk gemaakt. Als gevolg hiervan heeft het college niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde grenswaarde van 55 dB(A) kan worden nageleefd. Ook in zoverre berust het besluit van 10 juni 2008, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, niet op een deugdelijke motivering.

2.7. [appellante] heeft geen specifieke gronden aangevoerd tegen de bij het besluit van 10 juni 2008 in maatwerkvoorschrift 2 gestelde grenswaarden van 48 dB(A) voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in de avondperiode en 73 dB(A) voor het maximale geluidniveau in de avondperiode. Zij heeft evenmin specifieke gronden aangevoerd tegen het besluit van 17 maart 2009 tot aanvulling van maatwerkvoorschrift 2 met een grenswaarde van 73 dB(A) voor het maximale geluidniveau in de dagperiode. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het college niet tot het stellen van deze geluidgrenswaarden heeft kunnen overgaan.

2.8. Het beroep is gedeeltelijk gegrond. Het besluit van 10 juni 2008 komt voor vernietiging in aanmerking, voor zover het maatwerkvoorschrift 1 en de in maatwerkvoorschrift 2 gestelde grenswaarde van 55 dB(A) betreft.

2.9. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van het Bildt van 10 juni 2008, kenmerk 02MWM/08, voor zover het maatwerkvoorschrift 1 en de in maatwerkvoorschrift 2 gestelde grenswaarde van 55 dB(A) betreft;

III. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van het Bildt tot vergoeding van bij [appellante] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 805,00 (zegge: achthonderdvijf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van het Bildt aan [appellante] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. Th.G. Drupsteen en mr. M.W.L. Simons-Vinckx, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Van Grinsven
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 16 december 2009

462.