Uitspraak 200908536/1/M1


Volledige tekst

200908536/1/M1.
Datum uitspraak: 1 december 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van [verzoekster], gevestigd te [plaats], om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

verzoekster,

en

het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2009 heeft het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest (hierna: het dagelijks bestuur) aan [verzoekster] een last onder dwangsom opgelegd.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bezwaar gemaakt.
Bij brief, die na doorzending door de rechtbank Groningen bij de Raad van State is ingekomen op 6 november 2009, heeft [verzoekster] verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 23 november 2009, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door ing. E.J. Hageman en H.O. Pouw, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. J.C. Baron-Van der Leest en M. Bethlehem, beiden werkzaam bij het waterschap, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge voorschrift 10 van de bij besluit van 29 april 1997 krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren aan [verzoekster] verleende vergunning, zoals gewijzigd bij besluit van 3 februari 2000 en voor zover hier van belang, dient het te lozen afvalwater, zoals genoemd in voorschrift 7a, gemeten ter plaatse van de meet- en bemonsteringsvoorziening direct na de afvalwaterzuiveringsinstallatie, aan de volgende eis te voldoen: concentratie N-Kjeldahl in enig steekmonster: 10 mg/l.

2.2. Bij het besluit van 16 oktober 2009 heeft het dagelijks bestuur aan [verzoekster] een last onder dwangsom opgelegd naar aanleiding van metingen op 2 en 7 oktober 2009, waarbij bleek dat de norm voor N-Kjeldahl die is opgenomen in voornoemd voorschrift 10, werd overschreden. Tussen partijen is niet in geschil dat is gehandeld in strijd met voorschrift 10, zodat het dagelijks bestuur terzake handhavend kon optreden.

Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met een last onder bestuursdwang of dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.3. [verzoekster] betoogt dat de gestelde begunstigingstermijn in strijd is met het bepaalde in artikel 5:32a, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Deze termijn is volgens haar te kort om adequate maatregelen te kunnen nemen teneinde te kunnen voldoen aan de in voorschrift 10 van de Wvo-vergunning gestelde lozingseisen. Het optimaliseren van de afvalwaterzuiveringsinstallatie, met name de biologische stap in die installatie, vergt volgens [verzoekster] twee maanden.

2.3.1. Het dagelijks bestuur stelt dat [verzoekster] reeds in 2008 een bestuurlijke voorwaarschuwing heeft gekregen vanwege overschrijdingen van de lozingsnormen en dat [verzoekster] reeds in november 2008 heeft toegezegd een serieuze inspanning te leveren om de waterzuivering te verbeteren. Volgens het dagelijks bestuur heeft het [verzoekster] al meerdere malen tijd geboden om de bedrijfsvoering op orde te krijgen en de normen te kunnen halen. Het dagelijks bestuur stelt dat het gelet daarop en nu de overschrijdingen zich met regelmaat bleven voordoen, gerechtvaardigd was een korte begunstigingstermijn in het besluit op te nemen.

2.3.2. Ingevolge artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb wordt bij een last die strekt tot het ongedaan maken van een overtreding of het voorkomen van verdere overtreding, een termijn gesteld gedurende welke de overtreder de last kan uitvoeren zonder dat een dwangsom wordt verbeurd.

2.3.3. In het besluit van 16 oktober 2009 heeft het dagelijks bestuur een begunstigingstermijn gesteld van zeven dagen na dagtekening van deze brief. Nu [verzoekster] het besluit heeft ontvangen op 20 oktober 2009, resteerde op dat moment nog een termijn van drie dagen.

In het besluit van 16 oktober 2009 heeft het dagelijks bestuur aan [verzoekster] een last opgelegd die inhoudt dat na afloop van de begunstigingstermijn aan voorschrift 10 van de krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren verleende vergunning moet worden voldaan. Uit de stukken blijkt dat om blijvend te kunnen voldoen aan dit voorschrift, de afvalwaterzuiveringsinstallatie van [verzoekster] moet worden aangepast. Ter zitting heeft [verzoekster] onweersproken gesteld dat reeds de nodige maatregelen zijn getroffen om deze installatie te optimaliseren, maar dat het nog twee maanden zal vergen om de biologische stap in de installatie op orde te krijgen. Het dagelijks bestuur heeft ter zitting gesteld dat [verzoekster] nog tal van maatregelen moet treffen met betrekking tot de zuivering, zodat voor de toekomst een stabiele situatie ontstaat waarbij [verzoekster] aan de lozingsnormen kan blijven voldoen. Gezien het vorenstaande is het aannemelijk dat [verzoekster] niet binnen de gestelde begunstigingstermijn de maatregelen kon treffen die nodig zijn om verdere overtreding te voorkomen. Het besluit van 16 oktober 2009 is in zoverre in strijd met artikel 5:32a, tweede lid, van de Awb.

2.4. Voorzover [verzoekster] heeft gesteld dat in het besluit van 16 oktober 2009 niet is vermeld hoe vaak het dagelijks bestuur metingen kan verrichten om op die manier overtredingen vast te stellen, overweegt de voorzitter dat de wet niet verplicht om dat in een besluit als het onderhavige te vermelden.

2.4.1. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

2.5. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest van 16 oktober 2009, kenmerk 2449-1, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;

II. veroordeelt het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 63,05 (zegge: drieënzestig euro en vijf cent);

III. gelast dat het dagelijks bestuur van het waterschap Noorderzijlvest aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 december 2009

288.