Uitspraak 200508751/1


Volledige tekst

200508751/1.
Datum uitspraak: 12 juli 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 04/3166, 04/3172, 04/3246 en 04/3763 van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 september 2005 in het geding tussen:

appellant

en

het college van burgemeester en wethouders van Westland.

1. Procesverloop

Bij besluit van 25 november 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Monster, thans Westland (hierna: het college) vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, voor het aanleggen van een weg door het glastuinbouwgebied De Poel inclusief een rotonde aan de Zwartendijk en een rotonde aan de Monsterseweg.

Bij besluit van 8 juni 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 6 september 2005, verzonden op 7 september 2005, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij ongedateerde brief, ingekomen bij de rechtbank en door haar doorgezonden op 18 oktober 2005, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 14 december 2005 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juni 2006, waar appellant in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. G.F de Vries, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.

Buiten bezwaren van partijen zijn ter zitting nog stukken in het geding gebracht.

2. Overwegingen

2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat zijn vaarrecht wordt aangetast en dat hierdoor de waarde van zijn woning vermindert.

2.2. Het eerst ter zitting naar voren gebrachte betoog van appellant dat de rechtbank heeft miskend dat een goede kwaliteit van het water in de Cubalaansloot niet kan worden gewaarborgd, laat de Afdeling uit een oogpunt van een goede procesorde buiten beschouwing, nu niet valt in te zien dat appellant dit bezwaar niet eerder in de procedure bij de Afdeling naar voren had kunnen brengen.

2.3. Appellant woont aan de Cubalaan. Door de aanleg van de nieuwe weg is het niet meer mogelijk vanaf de woning van appellant door de Cubalaansloot naar het riviertje de Gantel te varen.

2.4. De rechtbank heeft geoordeeld dat bestaan en inhoud van het door appellant gestelde vaarrecht, rustend op een aantal langs de Cubalaansloot liggende percelen om doorvaart door die sloot te garanderen, niet is komen vast te staan. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat het behoud van een vrije doorvaart naar de Gantel niet zwaarwegend is.

2.5. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat ten behoeve van het perceel van appellant een erfdienstbaarheid van vaarrecht is gevestigd op een gedeelte van de Cubalaansloot. De vrijstelling waar het in dit geding om gaat, is daarmee niet in strijd, omdat geen werkzaamheden zijn voorzien op dat gedeelte van de Cubalaansloot. Het vaarrecht dat is gevestigd ten behoeve van het perceel van appellant wordt dus niet belemmerd en staat dus niet in de weg aan de realisering van de nieuwe weg.
2.6. Gelet op het in de Algemene Keur van het Hoogheemraadschap opgenomen verbod van gemotoriseerd verkeer in de Cubalaansloot en de omstandigheid dat appellant niet of nauwelijks in de sloot vaart, is het belang van appellant met name gelegen in het voorkomen van waardevermindering van zijn woning. Niet is aannemelijk dat deze waardevermindering zo groot is, dat het college daaraan in redelijkheid meer gewicht heeft moeten toekennen dan aan de belangen gemoeid met de realisering van de nieuwe weg. De rechtbank is tot hetzelfde oordeel gekomen.

2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met enige verbetering van de gronden waarop deze berust.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.A. Offers en mr. O. de Savornin Lohman, Leden, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bošnjakovic, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Bošnjakovic
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 juli 2006

410.