Uitspraak 200901529/1/H2


Volledige tekst

200901529/1/H2.
Datum uitspraak: 21 oktober 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 januari 2009 in zaak nr. 08/5204 in het geding tussen:

[appellante]

en

de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage.

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 februari 2008 heeft de raad voor rechtsbijstand 's-Gravenhage (hierna: de raad voor rechtsbijstand) een aanvraag om een toevoeging ten behoeve van [appellante] afgewezen.

Bij besluit van 13 maart 2008 heeft de raad voor rechtsbijstand het verzoek tot herziening van het besluit van 20 februari 2008 afgewezen.

Bij besluit van 25 juni 2008 heeft de raad voor rechtsbijstand het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 januari 2009, verzonden op 21 januari 2009, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 maart 2009.

De raad voor rechtsbijstand heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2009, waar [appellante], in persoon, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 12, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: Wrb) wordt rechtsbijstand niet verleend indien de aan de te verlenen rechtsbijstand verbonden kosten niet in redelijke verhouding staan tot het belang van de zaak.

Ingevolge het derde lid kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld omtrent de overeenkomstig het tweede lid in acht te nemen criteria. Deze nadere regels zijn neergelegd in het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt).

Ingevolge artikel 4, tweede lid, van het Brt wordt rechtsbijstand op basis van een toevoeging, als zijnde van onvoldoende belang, niet verleend indien het op geld waardeerbare belang blijft beneden een bedrag van € 180,-.

Ingevolge het zevende lid, voor zover thans van belang, kan in afwijking daarvan een toevoeging worden verleend indien zwaarwegende belangen van de rechtzoekende dit rechtvaardigen.

Volgens aantekening 25 van het Handboek Toevoegen (hierna: het Handboek) kan ingevolge artikel 4, zevende lid, van het Brt in die gevallen waarin sprake is van een te gering financieel belang, een toevoeging worden verleend, indien de rechtzoekende daarnaast een zwaarwegend immaterieel belang heeft bij de zaak.

2.2. [appellante] heeft om rechtsbijstand verzocht voor het voeren van verweer in een procedure omtrent de eigendom van een pup. Door [appellante] wordt niet betwist dat zij de pup heeft verkocht voor een prijs van € 75,-. Het financieel belang van de procedure waarvoor toevoeging is gevraagd, blijft dan ook beneden de in artikel 4, tweede lid, van het Brt bepaalde grens.

2.3. [appellante] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat op grond van zwaarwegende belangen moet worden afgeweken van artikel 4, tweede lid, van het Brt. [appellante] voert daartoe aan dat de waarde van de pup niet in geld is uit te drukken, omdat zij de pup met hart en ziel heeft grootgebracht.

2.4. Ter zitting is gebleken dat [appellante] de pup liefdevol heeft verzorgd en dat de pup veel voor haar betekent. Deze omstandigheden kunnen evenwel niet worden aangemerkt als zodanig zwaarwegend dat deze voor de raad voor rechtsbijstand aanleiding hadden moeten zijn om in afwijking van de hoofdregel van artikel 4, tweede lid, van het Brt een toevoeging te verlenen. Verder heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat anderszins sprake is van zwaarwegende belangen in de zin van artikel 4, zevende lid, van het Brt. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat het besluit van 25 juni 2008 in stand kan blijven. Het betoog faalt.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.

w.g. Wortmann w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009

85-630.