Uitspraak 200902244/1/H1


Volledige tekst

200902244/1/H1.
Datum uitspraak: 21 oktober 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Lansingerland,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2009 in zaak nr. 08/2793 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland (hierna: het college) geweigerd aan [appellant] vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het geheel plaatsen van een hekwerk op het perceel [locatie] te [locatie] (hierna: het perceel).

Bij besluit van 24 juni 2008 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 februari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 24 juni 2008 vernietigd en bepaald dat de rechtgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 28 april 2009.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft een nader stuk ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 september 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. C.M.M. van Mil, advocaat te Rotterdam, en het college, vertegenwoordigd door R. Kazem en
A. Verhoeven, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven.

2.2. [appellant] heeft betoogd dat de rechtbank niet heeft gemotiveerd waarom zij gebruik heeft gemaakt van de in artikel 8:72, derde lid, van de Awb neergelegde bevoegdheid om de rechtsgevolgen in stand te laten.

Dit betoog gaat niet op. Die motivering is te vinden in de overweging van de rechtbank dat zij in het kader van een finale geschillenbeslechting tussen partijen onderzoekt of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven.

2.3. [appellant] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand heeft gelaten.

Hij wijst daarbij onder meer op de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 1999 in zaak nr. H01.98.0336 (JB 1999, 196), waarin is overwogen dat voor het in stand laten van de rechtsgevolgen in beginsel slechts plaats is, indien komt vast te staan dat bij het opnieuw voorzien rechtens eenzelfde besluit zou moeten worden genomen. Nu de rechtbank heeft overwogen dat het vernietigde besluit een deugdelijke motivering ontbeert, had volgens [appellant] de zaak moeten worden teruggewezen naar het college opdat een nieuw besluit kan worden genomen, waarin zijn bezwaren alsnog worden beoordeeld.

2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 26 maart 2008 in zaak nr. 200705490/1), is voor het in stand laten van de rechtsgevolgen niet vereist dat nog slechts één beslissing mogelijk is. In een geval als het onderhavige, waarin een besluit wegens het ontbreken van een deugdelijke motivering is vernietigd, kan er, mede gelet op de beleidsvrijheid waarover het bestuursorgaan beschikt, uit een oogpunt van proceseconomie aanleiding zijn om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten indien het bestuursorgaan vasthoudt aan zijn besluit en alsnog de vereiste motivering kenbaar maakt en de andere partijen zich daarover in voldoende mate hebben kunnen uitlaten. Daarbij is beslissend of de inhoud van het vernietigde besluit na de alsnog kenbaar gemaakte motivering de rechterlijke toets kan doorstaan.

2.3.2. Volgens de aangevallen uitspraak heeft het college bij schrijven van 25 november 2008 en ter zitting alsnog inzichtelijk gemaakt op grond van welke overwegingen het tot het vernietigde besluit is gekomen.

Derhalve was er aanleiding voor de rechtbank te onderzoeken of op grond van deze nadere toelichting de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand konden worden gelaten. Nu [appellant] in hoger beroep tegen het oordeel van de rechtbank op dat punt geen gronden heeft aangevoerd, moet van de juistheid van dat oordeel worden uitgegaan.

Het betoog faalt derhalve.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen, dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.

Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.

w.g. Offers w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 oktober 2009

17-564.