Uitspraak 200807958/1/H1


Volledige tekst

200807958/1/H1.
Datum uitspraak: 10 juni 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats], gemeente Werkendam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 19 september 2008 in zaak nr. 08/659 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Werkendam.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 juli 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Werkendam (hierna: het college), voor zover thans van belang, [appellant] onder oplegging van een dwangsom gelast het keukenblok inclusief gasfornuis op het perceel aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) te verwijderen en verwijderd te houden.

Bij besluit van 18 december 2007 heeft het college, voor zover thans van belang, het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 19 september 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, en het besluit van 18 december 2007, voor zover het beroep en dat besluit zien op het verwijderen van het keukenblok met de kraan en de spoelbak, vernietigd en het beroep voor het overige ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 30 oktober 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 27 november 2008.

Bij besluit, verzonden op 9 oktober 2008, heeft het college, voor zover thans van belang, het door [appellant] tegen het besluit van 24 juli 2007 gemaakte bezwaar gegrond verklaard ten aanzien van het keukenblok met de kraan en de spoelbak en ongegrond verklaard ten aanzien van de oven met het gasfornuis.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. A.H. Jonckhoff, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door drs. F.C. Goorden, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, voor zover daarbij het beroep van [appellant] ongegrond is verklaard.

2.2. In de schuur op het perceel is een gasfornuis aangebracht met daaronder een oven, waarvoor geen bouwvergunning is verleend.

2.3. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet wordt, voor zover thans van belang, voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde verstaan onder bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden

a. te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning,

b. een bouwwerk, standplaats of deel daarvan dat is gebouwd zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning, in stand te laten, tenzij voor dat bouwen op grond van artikel 43 geen bouwvergunning is of was vereist.

2.4. Het begrip "bouwwerk" is in de Woningwet niet omschreven. Gelet hierop en op het feit dat in de modelbouwverordening een bruikbare definitie is gegeven, is zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder m eer in de uitspraak van 17 oktober 2001 in zaak nr. 200004512/1; Gst. 2002, 7172, 11), bij herhaling aansluiting gezocht bij de in de modelbouwverordening gegeven definitie van het begrip "bouwwerk". Deze luidt: "elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren".

2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het plaatsen van een gasfornuis met oven niet is aan te merken als bouwen, zodat daarvoor geen bouwvergunning is vereist.

2.5.1. Het betoog slaagt. Het in geding zijnde gasfornuis is een huishoudelijk apparaat dat naar zijn aard geen bouwkundige constructieve voorziening is, kan evenmin worden gebruikt los van het bijgebouw waarin het is geplaatst en is daarom geen bouwwerk, noch kan het plaatsen daarvan als het veranderen van een bijgebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet worden aangemerkt. Het plaatsen van het gasfornuis met oven is derhalve niet in strijd met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet. Het college kon tegen het plaatsen van het gasfornuis met oven dan ook niet optreden, als het heeft gedaan. De rechtbank heeft dat niet onderkend.

Het voorgaande laat overigens onverlet dat de aanwezigheid van het gasfornuis met oven een aanwijzing kan zijn dat de schuur in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan wordt gebruikt.

2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij het beroep van [appellant] ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 18 december 2007 van het college gegrond verklaren, voor zover dit betrekking heeft op het gasfornuis met oven. Het besluit van 18 december 2007 dient in zoverre te worden vernietigd. De Afdeling ziet aanleiding om, zelf in de zaak voorziend, het besluit van 24 juli 2007 te herroepen, voor zover dit besluit betrekking heeft op het gasfornuis met oven, en te bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

2.7. Bij besluit, verzonden op 9 oktober 2008, heeft het college, gevolg gevend aan de aangevallen uitspraak, opnieuw beslist op het door [appellant] gemaakte bezwaar. Aangezien bij dit nieuwe besluit niet aan de bezwaren van [appellant] is tegemoetgekomen, wordt het hoger beroep van [appellant], gelet op artikel 6:24, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met de artikelen 6:18, eerste lid, en 6:19, eerste lid, van die wet, geacht mede een beroep tegen dit besluit in te houden.

Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan de Afdeling slechts tot het oordeel komen dat aan dat besluit, dat is genomen ter uitvoering van de aangevallen uitspraak, de grondslag is komen te ontvallen. Om die reden zal de Afdeling dat besluit vernietigen.

2.8. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 19 september 2008 in zaak nr. 08/659, voor zover daarbij het beroep van [appellant] ongegrond is verklaard;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond, voor zover dit betrekking heeft op het gasfornuis met oven;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Werkendam van 18 december 2007, kenmerk 6645, in zoverre;

V. herroept het besluit van 24 juli 2007, kenmerk 5757, voor zover dit betrekking heeft op het gasfornuis met oven;

VI. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 18 december 2007, voor zover dat besluit bij deze uitspraak is vernietigd;

VII. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Werkendam, verzonden op 9 oktober 2008, kenmerk 8130;

VIII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Werkendam tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Werkendam aan de secretaris van de Raad van State (bankrekening Raad van State 192323091) onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

IX. gelast dat de gemeente Werkendam aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.A.W. Huijben, ambtenaar van Staat.

w.g. Offers w.g. Huijben
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2009

499.