Uitspraak 200806534/1/R1


Volledige tekst

200806534/1/R1.
Datum uitspraak: 27 mei 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. de vereniging Vereniging Wijkoverleg Oud-West, gevestigd te Zaandam, gemeente Zaanstad,
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats],
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 juni 2008, kenmerk 2008-30263, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Zaanstad (hierna: de raad) bij besluit van 29 november 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Zaandam Oud-West".

Tegen dit besluit hebben het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad (hierna: het college van burgemeester en wethouders) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2008, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2008, de vereniging Vereniging Wijkoverleg Oud-West (hierna: Wijkoverleg Oud-West) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2008, en [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 augustus 2008, beroep ingesteld. [appellant sub 2] heeft zijn beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2008. Wijkoverleg Oud-West heeft haar beroep aangevuld bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 september 2008.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant sub 2], Wijkoverleg Oud-West, [appellant sub 4] en [belanghebbende], die in de gelegenheid is gesteld om als partij aan het geding deel te nemen, hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

Het college van burgemeester en wethouders en [appellant sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2009, waar het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruijter, ambtenaar in dienst van de gemeente, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door mr. C. Lubben, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, Wijkoverleg Oud-West, vertegenwoordigd door [appellant sub 4], lid van Wijkoverleg Oud-West, [appellant sub 4], bijgestaan door mr. S.D. van Reenen, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. K.J.T.M. Hehenkamp, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.
Voorts zijn daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruijter, voornoemd, en [belanghebbende].

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om

- in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

Het beroep van het college van burgemeester en wethouders

2.2. Het college heeft goedkeuring onthouden aan het plandeel met de bestemming "Garages en bergplaatsen" dat betrekking heeft op bebouwing aan [locatie]. Volgens het college wordt deze bebouwing al enige jaren niet meer gebruikt als garage of bergplaats, maar als woon- en werkruimte, welk gebruik op grond van het geldende plan niet is uitgesloten. Het college is verder van mening dat een woonfunctie voor deze bebouwing in beginsel wel past in de omgeving, gezien de ligging van de bebouwing in het verlengde van een rijtje woningen, afgewisseld met kleine bedrijfjes en een brandweerkazerne. Het college van burgemeester en wethouders heeft de bewoner van het perceel [locatie] medegedeeld dat het bereid is mee te werken aan een functieverandering van de bebouwing ter plaatse, nadat daartoe een verzoek is ingediend en nadat is getoetst of het pand voldoet aan de voor een woonhuis geldende eisen. Het college acht de keuze voor de bestemming "Garages en bergplaatsen" in plaats van een woonbestemming onvoldoende gemotiveerd, gelet op voornoemde omstandigheden en gelet op het feit dat er voorafgaand aan de vaststelling van het plan voldoende gelegenheid is geweest om te onderzoeken of het pand voor bewoning geschikt is.

2.2.1. Het college van burgemeester en wethouders voert aan dat met het plan wordt beoogd een aanvaardbaar woon- en leefklimaat veilig te stellen. Omdat is geconstateerd dat voor de aanpassing van het pakhuis tot woning geen bouwvergunning is verleend waaruit blijkt dat het pand wat betreft brandveiligheid en bouwtechnische veiligheid aan de toepasselijke eisen voldoet, komt het pand niet voor een woonbestemming in aanmerking, aldus het college van burgemeester en wethouders.

2.2.2. Vaststaat dat de raad op zichzelf kan instemmen met het gebruik voor woondoeleinden van het perceel [locatie], maar dat hij gebruik van de bebouwing op dit perceel voor woondoeleinden eerst wenst toe te staan indien vaststaat dat de bestaande bebouwing op het gebied van brandveiligheid en bouwtechnische veiligheid voldoet aan de eisen die aan een woning worden gesteld. Dit betreft echter een aspect dat niet aan de orde is in de procedure omtrent het voorliggende plan, maar bij een procedure voor het verkrijgen van een bouwvergunning voor een woning. Dit aspect staat dan ook los van de thans van belang zijnde vraag of gebruik van het perceel [locatie] voor woondoeleinden strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

De conclusie is dat hetgeen het college van burgemeester en wethouders heeft aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het plandeel met de bestemming "Garages en bergplaatsen" dat betrekking heeft op het perceel [locatie] is vastgesteld in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het beroep is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2], Wijkoverleg Oud-West en [appellant sub 4]

2.3. [appellant sub 2], Wijkoverleg Oud-West en [appellant sub 4] betogen dat ten onrechte goedkeuring is verleend aan het plan, voor zover dat ziet op de gronden waarop de basisschool "Et Buut" is gevestigd. Aan een deel van deze gronden is een bedrijfsbestemming toegekend, aldus [appellant sub 2]. [appellant sub 2], Wijkoverleg Oud-West en [appellant sub 4] wijzen op de verkeers- en parkeeroverlast, en de aantasting van het woon- en leefklimaat die deze school met zich brengt.

2.3.1. Volgens het college blijkt uit gemeentelijk verkeersonderzoek dat niet van ernstige verkeers- of parkeeroverlast gesproken kan worden. Het college stelt zich op het standpunt dat de voorziene locatie van Et Buut dient ter vervanging van de oude, die op een afstand van 200 meter tot de nieuwe locatie lag, zodat sprake is van een geringe extra parkeerdruk door het personeel van Et Buut. Voorts zijn voldoende parkeerplaatsen voorhanden, aangezien de parkeerdruk overdag aanzienlijk daalt. Volgens het college is sprake van een stedelijke omgeving, waarin een zekere mate van levendigheid en verkeers- en parkeerdruk als normaal beschouwd moet worden.

2.3.2. Aan een deel van de gronden waarop Et Buut is gevestigd, is de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" toegekend, welke bestemming een basisschool niet mogelijk maakt. Ter zitting heeft de raad gesteld dat dit een fout betreft. Het college heeft daarop naar voren gebracht dat deze fout is overgenomen door goedkeuring te verlenen aan het plandeel dat betrekking heeft op de desbetreffende gronden. Reeds hierom zijn de vaststelling van het plan en het besluit omtrent goedkeuring daarvan in zoverre onzorgvuldig geweest.

2.3.2.1. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plandeel met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" dat is aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart is vastgesteld in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Door dit plandeel niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep van [appellant sub 2] is in zoverre gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan voornoemd plandeel.

2.3.3. Volgens de gemeentelijke nota "Bouwen & Parkeren" geldt voor een basisschool een parkeernorm van één parkeerplaats per lokaal, hetgeen voor Et Buut neerkomt op een eis van dertien parkeerplaatsen. Bij Et Buut hoort een gymzaal die volgens het deskundigenbericht op meerdere avonden per week door diverse verenigingen wordt gebruikt. Uit de nota "Bouwen & Parkeren" is af te leiden dat voor de gymzaal een norm van 4,2 beschikbare parkeerplaatsen geldt.

Bezoekers van Et Buut maken gebruik van de openbare parkeerplaatsen in de ten zuiden van Et Buut gelegen Parkstraat en Tuinstraat. De beschikbare parkeerruimte in deze straten mag, als gevolg van het ter plaatse geldende parkeerbeleid, van 12.00 uur tot 23.00 uur slechts worden gebruikt door buurtbewoners, met uitzondering van twee parkeerplaatsen in de Parkstraat die tegen betaling kunnen worden gebruikt. Ter zitting heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat het afschaffen van dit parkeerbeleid zal leiden tot benutting van de beschikbare plaatsen door bezoekers van het centrum van Zaandam, hetgeen onwenselijk is, en dat het parkeerbeleid dan ook wordt gehandhaafd. Behoudens voornoemde twee betaalde parkeerplaatsen voorziet de parkeerruimte die in de Parkstraat en de Tuinstraat van 12.00 uur tot 23.00 uur beschikbaar is dan ook niet in parkeerruimte voor Et Buut en de gymzaal, zodat deze parkeerruimte het college niet kan brengen tot de conclusie dat wat betreft deze voorzieningen is voldaan aan de parkeernormen. Het college noch de raad hebben inzichtelijk gemaakt op welke wijze wel zou kunnen worden voldaan aan de voor Et Buut en de gymzaal geldende parkeernormen. Voor zover in de buurt van de vorige locatie van Et Buut al parkeerruimte beschikbaar is voor Et Buut en de gymzaal, heeft het college deze ruimte, gelet op de afstand tussen deze locatie en de huidige locatie, niet zonder meer kunnen meewegen bij de beantwoording van de vraag of op de huidige locatie wordt voldaan aan de parkeernormen voor Et Buut. Bovendien is onzeker of de beschikbaarheid van zeven gehuurde parkeerplaatsen voor Et Buut van blijvende aard is, nu deze zich niet op eigen terrein bevinden. Voorts is bij het bepalen van de benodigde parkeerruimte voor Et Buut geen rekening gehouden met de parkeerdruk die het met de auto brengen en ophalen van schoolgaande kinderen met zich brengt.

2.3.3.1. Ten aanzien van geluidoverlast door kinderen op het speelplein, heeft het college zich op het standpunt gesteld dat de Afdeling in haar uitspraak van 11 oktober 2006, nrs. 200603357/1 en 200604485/1, heeft geoordeeld dat het stemgeluid van spelende kinderen op het speelplein buiten beschouwing moest worden gelaten bij de vraag of aanleiding bestond om handhavend op te treden tegen Et Buut wegens overschrijding van de geluidnormen. Volgens het gemeentebestuur heeft het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer hier geen verandering in gebracht.

Zowel het college als het gemeentebestuur hebben hierbij echter niet onderkend dat dit niet wegneemt dat het college bij de beslissing omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan dergelijke geluidhinder voor omwonenden wel dient te betrekken in het kader van de vereiste belangenafweging ten aanzien van de vraag of vanwege Et Buut een zodanige mate van geluidhinder kan worden verwacht dat daardoor een onevenredige inbreuk wordt gemaakt op het woon- en leefklimaat van omwonenden.

2.4. De conclusie is dat hetgeen [appellant sub 2], Wijkoverleg Oud-West en [appellant sub 4] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het bestreden besluit is genomen in strijd met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan het plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden" dat is aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart. De beroepen zijn gegrond en behoeven geen verdere bespreking. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb te worden vernietigd voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan voornoemd plandeel met de bestemming "Maatschappelijke doeleinden".

2.5. Nu aan een deel van de gronden waarop "Et Buut" is gevestigd abusievelijk de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" is toegekend, dient voor de plandelen die op deze gronden betrekking hebben een nieuw plan te worden vastgesteld. Gelet hierop en gezien de samenhang tussen deze gronden en de overige gronden waarop Et Buut is gevestigd, bestaat aanleiding om goedkeuring te onthouden aan de plandelen met de bestemmingen "Bedrijfsdoeleinden" en "Maatschappelijke doeleinden" die zijn aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart.

2.6. Het college dient ten aanzien van [appellant sub 2] en [appellant sub 4] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Wat betreft Wijkoverleg Oud-West is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van het college van burgemeester en wethouders bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 2], de vereniging Vereniging Wijkoverleg Oud-West en [appellant sub 4] gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 3 juni 2008, kenmerk 2008-30263, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de plandelen met de bestemmingen "Bedrijfsdoeleinden" en "Maatschappelijke doeleinden" die zijn aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;

III. onthoudt goedkeuring aan de onder II. bedoelde plandelen;

IV. bepaalt dat deze uitspraak wat betreft het onder III. genoemde in de plaats treedt van het besluit van 3 juni 2008, kenmerk 2008-30263;

V. verklaart het beroep van het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad ongegrond;

VI. a) veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 805,00 (zegge: achthonderdvijf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Holland aan [appellant sub 2] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

b) veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland tot vergoeding van bij [appellant sub 4] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 805,00 (zegge: achthonderdvijf euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Holland aan [appellant sub 4] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VII. gelast dat de provincie Noord-Holland aan [appellant sub 2], de vereniging Vereniging Wijkoverleg Oud-West en [appellant sub 4] het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 2], € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor de vereniging Vereniging Wijkoverleg Oud-West en € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 4] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.C.K.W. Bartel en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J.C. van Geel, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Van Geel
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2009

208-528.