Uitspraak 200805960/1/R1


Volledige tekst

200805960/1/R1.
Datum uitspraak: 27 mei 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. coöperatie Coöperatie Boerenbond Deurne U.A., gevestigd te Deurne,
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [appellanten sub 3], wonend te [woonplaats],
4. [appellant sub 4], wonend te [woonplaats],
5. [appellanten sub 5], wonend te [woonplaats],
6. [appellant sub 6], wonend te [woonplaats],
7. [appellanten sub 7], wonend te [woonplaats],
8. [appellant sub 8], wonend te [woonplaats],
9. [appellante sub 9], gevestigd te [plaats], waarvan de vennoten zijn [vennoot A] en [vennoot B], en anderen,
10. [appellante sub 10], gevestigd te [woonplaats], en anderen,
11. [appellant sub 11], wonend te [woonplaats],
12. [appellanten sub 12], wonend te [woonplaats],
appellanten,

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 1 juli 2008, nr. 1353894, heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Deurne (hierna: de raad) bij besluit van 7 november 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Spoorzone" (hierna: het plan).

Tegen dit besluit hebben coöperatie Coöperatie Boerenbond Deurne U.A. (hierna: Boerenbond Deurne) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2008, [appellant sub 2] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 augustus 2008, [appellanten sub 3] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 3]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 augustus 2008, [appellant sub 4] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 augustus 2008, [appellanten sub 5] (hierna in enkelvoud: [appellant sub 5]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 augustus 2008, [appellant sub 6] (hierna: [appellant sub 6]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2008, [appellant sub 7] (hierna: [appellanten sub 7]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 augustus 2008, [appellant sub 8] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 augustus 2008, [appellante sub 9] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 augustus 2008, [appellante sub 10] en anderen (hierna: [appellante sub 10] en anderen) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 augustus 2008, [appellant sub 11] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 augustus 2008, en [appellanten sub 12] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 augustus 2008, beroep ingesteld. [appellant sub 6] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 19 september 2008. [appellante sub 10] en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 24 september 2008. [appellant sub 12] heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 26 september 2008.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

Boerenbond Deurne, [appellant sub 7], [appellant sub 8], [appellante sub 9] en anderen, [appellante sub 10] en anderen, [appellant sub 11], [appellant sub 12] en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deurne hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2009, waar Boerenbond Deurne, vertegenwoordigd door mr. F.A. Pommer, advocaat te Den Bosch, vergezeld door [directeur] van Boerenbond Deurne, [appellant sub 2], in persoon, [appellant sub 8], in persoon en bijgestaan door mr. M.E. Jendsen, werkzaam bij DAS Rechtsbijstand, [appellant sub 7], vertegenwoordigd door [appellant sub 8], en [appellant sub 6], [appellante sub 9] en anderen en [appellant sub 11], allen vertegenwoordigd door mr. M.J.A. Verhagen, advocaat te Eindhoven, zijn verschenen.
Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. A.W.C.M. Jansen, werkzaam bij het bureau Beusmans & Jansen, en het college van burgemeester en wethouders van Deurne, vertegenwoordigd door J.G.M. Daandels, burgemeester van Deurne, en mr. A.W.C.M. Jansen, voornoemd.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om

- in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.2. Het plan voorziet in herstructurering en revitalisering van een gebied van ongeveer 41 hectare in Deurne, gelegen aan weerszijden van de spoorlijn Eindhoven-Venlo, tussen de Binderendreef en de Stadhoudersweg/Liesselseweg.

2.3. [appellante sub 9] en anderen, [appellant sub 11], [appellant sub 7], [appellant sub 8], Boerenbond Deurne, [appellante sub 10] en anderen en [appellant sub 12] voeren aan dat een aantal op het plan betrekking hebbende stukken noch bij het ontwerp van het plan, noch bij het vastgestelde plan ter inzage heeft gelegen. Het gaat volgens [appellante sub 9] en anderen en [appellant sub 11] om rapporten met betrekking tot onder meer onderzoek naar bodemverontreiniging, geluidhinder, de aanwezigheid van dier- en plantensoorten die zijn beschermd op grond van de Flora- en faunawet, de aanwezigheid van archeologische waarden alsmede de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit. [appellante sub 9] en anderen en [appellant sub 11] hebben ook in hun bedenkingen hierop gewezen.

2.3.1. Het college stelt zich op het standpunt dat kan worden volstaan met een vermelding van het verrichte onderzoek en de conclusies in de plantoelichting, en dat terinzagelegging van de onderzoeksrapporten niet is vereist.

Volgens de raad is voldaan aan de op het punt van de terinzagelegging geldende eisen. Hiertoe voert hij aan dat gedurende de periode van terinzageligging van zowel het ontwerpplan als het vastgestelde plan, die plaatshad bij de klantenbalie van het gemeentehuis, de redelijkerwijs voor een beoordeling van het plan benodigde stukken ook voor een ieder in het gemeentehuis ter inzage lagen, zij het bij de vakafdeling. Volgens de raad is om praktische redenen gekozen voor deze werkwijze, onder meer vanwege het aantal en de omvang van de rapporten. Aan ambtenaren die werkzaam zijn bij de klantenbalie is geïnstrueerd om hen die het plan kwamen inzien erop te wijzen welke op het plan betrekking hebbende stukken ter inzage lagen bij de vakafdeling, aldus de raad.

2.3.2. Ingevolge artikel 23, eerste lid, van de WRO, voor zover hier van belang, is op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3.4 van de Awb van toepassing, aangevuld met enkele voorschriften in artikel 23 van de WRO. Ingevolge artikel 3:11, eerste lid, van de Awb, dat deel uitmaakt van afdeling 3.4, legt het bestuursorgaan het ontwerp van het te nemen besluit, met de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling van het ontwerp, ter inzage.

Ingevolge artikel 26 van de WRO wordt ook het vastgestelde bestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. De bestemmingsplanprocedure wordt gekenmerkt door een getrapt stelsel, waarbij het inbrengen van een zienswijze en bedenkingen in beginsel een vereiste is om beroep in te kunnen stellen. Teneinde de betrokkenen in staat te stellen om tegen het plan, zoals dat door de raad is vastgesteld, gemotiveerd bedenkingen bij het college in te brengen, is vereist dat niet alleen het vastgestelde plan ter inzage wordt gelegd, doch tevens de daarop betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor de beoordeling daarvan.

Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, bijvoorbeeld in haar uitspraak van 3 december 2003, nr. 200206819/1, is artikel 3:11 van de Awb te zien als een uitwerking van de openbaarmakingsplicht, die ziet op het uit eigen beweging verstrekken van informatie door een bestuursorgaan.

De Afdeling acht in beginsel aanvaardbaar dat de op het plan betrekking hebbende stukken die redelijkerwijs nodig zijn voor een beoordeling daarvan op een andere plaats binnen het gemeentehuis ter inzage liggen dan het plan zelf. Om te verzekeren dat ten aanzien van deze stukken daadwerkelijk wordt voldaan aan de actieve openbaarmakingsplicht, dient bij een dergelijke handelwijze het plan echter vergezeld te gaan van een duidelijke omschrijving van die stukken, bijvoorbeeld door een inventarislijst waarop staat vermeld welke stukken het betreft, alsmede dat kenbaar wordt gemaakt en verzekerd is dat deze op afroep onverwijld beschikbaar zijn voor inzage. Nu dit is nagelaten en de raad enkel heeft gesteld dat een en ander door ambtenaren aan de klantenbalie mondeling aan belangstellenden werd doorgegeven -hetgeen door diverse appellanten is weersproken- heeft de raad niet aannemelijk gemaakt dat is voldaan aan voornoemde wettelijke voorschriften.

2.3.3. De conclusie is dat hetgeen [appellante sub 9] en anderen, [appellant sub 11], [appellant sub 7], [appellant sub 8], Boerenbond Deurne, [appellante sub 10] en anderen en [appellant sub 12] hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 3:11, eerste lid, van de Awb in samenhang met de artikelen 23, eerste lid, en 26, van de WRO. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met deze artikelen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb.

Geen aanleiding bestaat om de gebrekkige terinzagelegging te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb, zoals de raad heeft verzocht, nu niet is gebleken dat belanghebbenden niet zijn benadeeld door deze gebrekkige terinzagelegging.

De beroepen van [appellante sub 9] en anderen, [appellant sub 11], [appellant sub 7], [appellant sub 8], Boerenbond Deurne, [appellante sub 10] en anderen en [appellant sub 12] zijn gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Aan verdere bespreking van de beroepen komt de Afdeling niet toe. Daarmee zijn ook de overige beroepen gegrond. Aanleiding bestaat om goedkeuring te onthouden aan het plan.

2.4. Het college dient ten aanzien van Boerenbond Deurne, [appellant sub 2], [appellant sub 3], [appellant sub 4], [appellant sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 8], [appellante sub 9] en anderen, [appellante sub 10] en anderen, [appellant sub 11] en [appellant sub 12] op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Ten aanzien van [appellant sub 7] is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 1 juli 2008, kenmerk 1353894;

III. onthoudt goedkeuring aan het door de raad van de gemeente Deurne bij besluit van 7 november 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Spoorzone";

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 1 juli 2008, kenmerk 1353894;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant tot vergoeding van bij coöperatie Coöperatie Boerenbond Deurne U.A., [appellant sub 2], [appellanten sub 3], [appellant sub 4], [appellanten sub 5], [appellant sub 6], [appellant sub 8], [appellante sub 9] en anderen, [appellante sub 10] en anderen, [appellant sub 11] en [appellanten sub 12] in verband met de behandeling van hun beroepen opgekomen proceskosten tot een totaalbedrag van € 5.492,17 (zegge: vijfduizend vierhonderdtweeënnegentig euro en zeventien cent); het dient door de provincie Noord-Brabant op de volgende wijze, onder vermelding van het zaaknummer, te worden betaald:

a) aan coöperatie Coöperatie Boerenbond Deurne U.A. een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b) aan [appellant sub 2] een bedrag van € 362,89 (zegge: driehonderdtweeënzestig euro en negenentachtig cent), waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

c) aan [appellanten sub 3] een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

d) aan [appellant sub 4] een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

e) aan [appellanten sub 5] een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

f) aan [appellant sub 6] een bedrag van € 684,89 (zegge: zeshonderdvierentachtig euro en negenentachtig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

g) aan [appellant sub 8] een bedrag van € 902,39 (zegge: negenhonderdtwee euro en negenendertig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

h) aan [appellante sub 9] en anderen een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

i) aan [appellante sub 10] en anderen een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

j) aan [appellant sub 11] een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

k) aan [appellanten sub 12] een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de provincie Noord-Brabant aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor coöperatie Coöperatie Boerenbond Deurne U.A., € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 2], € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellanten sub 3], € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 4], € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellanten sub 5], € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 6], € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellanten sub 7], met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 8], € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor [appellante sub 9] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) voor [appellante sub 10] en anderen, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen, € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellant sub 11] en € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) voor [appellanten sub 12] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, voorzitter, en mr. J.C.K.W. Bartel en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.J.C. van Geel, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Van Geel
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2009

208-528.