Uitspraak 200806283/1


Volledige tekst

200806283/1.
Datum uitspraak: 29 april 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 24 juni 2008 in zaak nr. 07/1709 in het geding tussen:

appellante

en

het bestuur van het Faunafonds.

1. Procesverloop

Bij besluit van 11 oktober 2006 heeft het bestuur van het Faunafonds (hierna: het Faunafonds) een aanvraag van [appellante] om tegemoetkoming in de door spreeuwen en merels veroorzaakte schade aan de door haar geteelde blauwe bessen afgewezen.

Bij besluit van 3 oktober 2007 heeft het Faunafonds het daartegen door [appellante] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 juni 2008, verzonden op 8 juli 2008, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellante] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 augustus 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn bij brief van 18 september 2008 aangevuld.

Het Faunafonds heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 maart 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. Th.J.H.M. Linssen, advocaat te Tilburg, vergezeld door [gemachtigde], en het Faunafonds, vertegenwoordigd door mr. drs. J.C.Q. Bult, ambtenaar bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, vergezeld door H.G. Engberink, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 83, eerste lid, aanhef en onder b, van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) is er een Faunafonds dat tot taak heeft het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten.

Ingevolge artikel 84, eerste lid, voor zover thans van belang, wordt een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 83, eerste lid, onderdeel b, slechts verleend voor zover een belanghebbende schade lijdt of zal lijden aangericht door dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, en die schade redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven. Een tegemoetkoming wordt naar billijkheid bepaald.

2.1.1. Ter invulling van de beoordelingsruimte die het Faunafonds op grond van artikel 84, eerste lid, van de Ffw toekomt, heeft het de Regeling vaststelling beleidsregels schadevergoeding Faunafonds (hierna: de Regeling) vastgesteld.

Volgens artikel 7, eerste lid, van de Regeling, zoals die ten tijde van belang luidde en voor zover thans van belang, zal het bestuur een tegemoetkoming slechts verlenen, indien en voor zover naar zijn oordeel de grondgebruiker de schade niet had kunnen voorkomen en beperken door het treffen van maatregelen of inspanningen waartoe hij naar eisen van redelijkheid en billijkheid was gehouden.

Volgens het tweede lid staan maatregelen of inspanningen ter voorkoming of beperking van schade, waarvan het bestuur meent dat deze naar eisen van redelijkheid en billijkheid door de grondgebruiker kunnen worden genomen, vermeld in het door het bestuur vastgestelde Handboek Faunaschade (hierna: het Handboek).

Volgens het zesde lid kan het bestuur een verhoogd eigen risico instellen voor gewassen, teelten of overige producten, welke door de plaats, het moment of de wijze van telen of houden bijzonder kwetsbaar zijn voor schade veroorzaakt door diersoorten genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel a en b, van de Ffw.

2.1.2. In het Handboek staat op pagina 57 vermeld dat vogelschade in bessen niet voor een tegemoetkoming door het Faunafonds in aanmerking komt en dat verwacht wordt dat bessenpercelen met netten worden afgedekt.

2.2. Aan het besluit van 11 oktober 2006 heeft het Faunafonds ten grondslag gelegd dat de door [appellante] op 25 juli 2005 geconstateerde schade voor haar voorzienbaar had kunnen en moeten zijn. In het besluit van 3 oktober 2007 heeft het Faunafonds daaraan toegevoegd dat in het Handboek is bepaald dat door vogels veroorzaakte schade aan bessen niet voor vergoeding in aanmerking komt.

2.3. [appellante] betoogt dat het Faunafonds in strijd met het verbod van reformatio in peius heeft gehandeld, omdat het in het besluit van 3 oktober 2007 een afwijzingsgrond naar voren heeft gebracht die het niet aan het besluit van 11 oktober 2006 ten grondslag heeft gelegd, zodat zij in een nadeliger positie is gebracht.

2.3.1. Dat betoogt faalt. Omdat [appellante] ook volgens het besluit van 11 oktober 2006 geen aanspraak op schadevergoeding kon maken, is zij door de wat de motivering betreft gewijzigde afwijzing niet in een slechtere positie komen te verkeren.

2.4. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het door het Faunafonds gevoerde beleid de grenzen van een redelijke beleidsbepaling niet te buiten gaat, omdat zij er zelf voor heeft gekozen om op grote percelen blauwe bessen te telen, terwijl zij wist of kon weten dat het met netten afdekken daarvan op praktische problemen en bedrijfseconomische bezwaren zou stuiten, zodat de gevolgen van die keuze voor haar risico dienen te blijven. Daartoe voert [appellante] aan dat de rechtbank heeft miskend dat zij de plantage voorafgaande aan de publicatie van het beleid heeft aangelegd en er geen rekening mee heeft kunnen houden dat het Faunafonds vergoeding van vogelschade in bessen mag weigeren op de grond dat bessenpercelen met netten kunnen worden afgedekt.

2.4.1. Niet in geschil is dat bessen aantrekkelijk voor vogels en schadegevoelig zijn en dat die schade slechts met zekerheid is te voorkomen door bessenpercelen met netten af te dekken. De rechtbank heeft tegen die achtergrond terecht geoordeeld dat het Faunafonds het risico van excessieve schade ten gevolge van het op grootschalige wijze telen van blauwe bessen op percelen met een omvang waarvan [appellante] wist dan wel redelijkerwijs had kunnen weten dat deze niet met netten kunnen worden afgedekt, in redelijkheid voor rekening van [appellante] heeft kunnen laten, ook al maakte [appellante] die exploitatiekeuze voordat het Faunafonds in het Handboek de niet kennelijk onredelijke bepaling had opgenomen dat geen vergoeding volgt wanneer bessenpercelen niet met netten worden afgedekt. Daarbij is van belang dat het aan de ondernemer is om de wijze van exploitatie te kiezen en dat bescherming tegen door vogels veroorzaakte schade aan bessen primair diens verantwoordelijkheid is. Het betoog faalt derhalve.

2.5. Gelet op het hiervoor overwogene kon het Faunafonds de weigering baseren op het bepaalde in het Handboek en behoeven de overige beroepsgronden die betrekking hebben op de andere afwijzingsgronden geen bespreking.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. J.E.M. Polak en mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, ambtenaar van Staat.

w.g. Drupsteen w.g. Hazen
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2009

452.