Uitspraak 200504948/1


Volledige tekst

200504948/1.
Datum uitspraak: 17 mei 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/3026 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 22 april 2005 in het geding tussen:

appellant

en

het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek.

1. Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek (hierna: het college) appellant onder oplegging van een last onder dwangsom aangeschreven de bouwkundige wijzigingen van de varkensstal op het adres [locatie] te [plaats] ongedaan te maken en de stal in oorspronkelijke toestand te herstellen of af te breken.

Bij besluit van 28 september 2004 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 april 2005, verzonden op 25 april 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 3 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 juni 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 juni 2005. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 13 juli 2005 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 maart 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. T. Segers, advocaat te 's-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door M.L.M. van Heijnsbergen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Appellant heeft de varkensstal verbouwd zonder over de daartoe vereiste bouwvergunning te beschikken en heeft zodoende gehandeld in strijd met artikel 40 van de Woningwet, zodat het college ter zake handhavend kon optreden.

2.2. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat sprake is van bijzondere omstandigheden, nu op grond van de "Beleidsnotitie Mantelzorg gemeente Laarbeek" tijdelijke bewoning van aan- en bijgebouwen kan worden gedoogd ten behoeve van ouders die bij hun kinderen wonen, en appellant daartoe een verzoek heeft gedaan.

2.2.2. Dit betoog faalt. De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat ten tijde van het nemen van de beslissing op bezwaar geen concreet uitzicht op legalisatie bestond. Daartoe heeft de rechtbank terecht overwogen dat appellant eerst ter zitting heeft erkend dat het verbouwde deel van de stal zal worden gebruikt als woning en eerst ter zitting een beroep op mantelzorg heeft gedaan. Appellant heeft tot aan de zitting van de rechtbank steeds volgehouden dat de varkensstal is verbouwd tot opslagruimte en pertinent ontkend dat sprake was van verbouwing van de stal tot woning. Onder deze omstandigheden bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat het college had moeten onderzoeken of een woning kon worden gelegaliseerd. Appellant heeft op 5 juni 2005 een verzoek om toepassing van de mantelzorgregeling gedaan, maar dit verzoek dateert van na de beslissing op bezwaar, zodat het college daarmee geen rekening kon houden. De omstandigheid dat appellant, naar hij stelt, niet eerder een dergelijk verzoek kon doen, maakt dit niet anders. De rechtbank is terecht tot het oordeel gekomen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn, op grond waarvan het college had behoren af te zien van handhavend optreden.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Van Heusden
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 17 mei 2006

163-430.