Uitspraak 200804419/1


Volledige tekst

200804419/1.
Datum uitspraak: 18 februari 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Haaren,
appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 15 mei 2008 in zaak nr. 07/2424 in het geding tussen:

[wederpartij], gevestigd te [plaats]

en

het college van burgemeester en wethouders van Haaren.

1. Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haaren (hierna: het college) aan [wederpartij] onder oplegging van een dwangsom gelast om het gebruik van het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel), voor de aan- en afvoer van niet ter plaatse geteelde producten te staken.

Bij besluit van 12 juni 2007 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 15 mei 2008, verzonden op 21 mei 2008, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 12 juni 2007 vernietigd en bepaald dat het college een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 2 juli 2008.

[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 januari 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. G. Martens, ambtenaar in dienst van de gemeente, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis en E.A.M. van Dinter, zijn verschenen. Voorts is als derde belanghebbende gehoord [partij].

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied 1995" rust op het perceel de hoofdbestemming "Agrarische Hoofdstructuur" en de medebestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden -A-".

Ingevolge artikel 13, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de gronden, op de kaart aangewezen voor "Agrarische bedrijfsdoeleinden-A-" bestemd voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

Ingevolge artikel 1, onder 2, van de planvoorschriften wordt onder een agrarisch bedrijf verstaan een akkerbouw-, weidebouw-, bloementeelt-, sierteelt-, fruitteelt- of ander tuinbouwbedrijf, alsmede een pluimvee-, varkens- of mestkalverenhouderij, een champignonkwekerij of witlofkwekerij, dan wel een uit twee of meer van genoemde bedrijfstakken samengesteld bedrijf, al dan niet met vee, met uitzondering van een paardenhouderij, paardenfokkerij, konijnenhouderij, geitenhouderij en pelsdierhouderij.

Artikel 20, eerste lid, van de planvoorschriften luidt: "Het is verboden de in dit plan opgenomen gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangegeven in de doeleinden. Onder strijdig gebruik worden in ieder geval verstaan die vormen van gebruik, die in de tabel 'Strijdig gebruik/aanlegvergunningen' zijn aangegeven. Het gebruiksverbod geldt niet voor de bestemmingsvlakken van de medebestemmingen 'Agrarische bedrijfsdoeleinden', 'Bedrijfsdoeleinden' 'Maatschappelijke/religieuze doeleinden' en 'Woondoeleinden'."

2.2. Vaststaat dat [wederpartij] het perceel mede gebruikt ten behoeve van handelsactiviteiten en dat dit gebruik in strijd is met de medebestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden -A-".

2.3. Het college betoogt dat de rechtbank is uitgegaan van een onjuiste interpretatie van artikel 20, eerste lid, van de planvoorschriften, door aansluiting te zoeken bij de letterlijke tekst van die bepaling. Volgens het college moet worden gekeken naar de bedoeling van de planwetgever. Voorts is voor een zo ruime uitsluiting van het gebruiksverbod geen enkel redelijk wetssystematisch of planologisch argument te geven, aldus het college.

2.3.1. Dit betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 2 mei 2007 in zaak nr. 200606426/1) kan de bedoelding van de planwetgever niet afdoen aan hetgeen in planvoorschriften ondubbelzinnig is bepaald. De tekst van artikel 20, eerste lid, van de planvoorschriften is duidelijk en niet voor meerdere uitleg vatbaar. Hierin is bepaald dat het gebruiksverbod niet geldt voor de bestemmingsvlakken van de medebestemming "Agrarische bedrijfsdoeleinden". Gelet hierop kan aan het betoog van het college, dat de planwetgever deze uitsluiting van het gebruiksverbod niet heeft bedoeld, wat daar ook van zij, niet de door het college beoogde betekenis worden toegekend. Hieruit volgt dat het college niet bevoegd was handhavend op te treden en dat de rechtbank het besluit van 12 juni 2007 terecht heeft vernietigd.

2.4. Gelet op het vorenstaande behoeft hetgeen het college overigens heeft aangevoerd geen bespreking.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Haaren tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Haaren aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. verstaat dat de secretaris van de Raad van State van de gemeente Haaren griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) heft.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.J.M. Schuyt, leden, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.

w.g. Vlasblom w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 februari 2009

430.