Uitspraak 200600185/2


Volledige tekst

200600185/2.
Datum uitspraak: 28 april 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 september 2005, heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar het uitwerkingsplan "De Nollen West" (verder: het uitwerkingsplan) vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 9 november 2005,
kenmerk 2005-47622, beslist over de goedkeuring van het uitwerkingsplan.

Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 1 januari 2006, bij de Raad van State ingekomen op 6 januari 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 30 januari 2006.
Bij brief van 13 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 14 maart 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 7 april 2006, waar verzoeker, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. Y.H.M. Huisman, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar, vertegenwoordigd door M.D.W. van Loenhout, ambtenaar van de gemeente.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

2.3. Het uitwerkingsplan betreft een gedeeltelijke uitwerking van het bestemmingsplan "De Nollen 1999" en voorziet in de aanleg van een woonwijk en de daarbij behorende ontsluitingen en groenvoorzieningen.

2.4. Verzoeker stelt dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woongebied" dat voorziet in een ontsluitingsweg naast zijn woonperceel [locatie] en verzoekt in zoverre schorsing van het bestreden besluit teneinde onomkeerbare gevolgen van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan te voorkomen. Verzoeker wijst op de bouw van een brug in de nabijheid van zijn perceel. Verzoeker vreest een aantasting van zijn woon- en leefklimaat ten gevolge van het verkeer op de ontsluitingsweg. In verband hiermee stelt hij dat ten onrechte niet is voorzien in een ontsluitingsweg tussen de percelen Herenweg 123 en 125, ten gevolge waarvan meer verkeer gebruik zal maken van de ontsluitingsweg naast zijn perceel.

2.5. Verweerder heeft geen reden gezien het plandeel in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft het goedgekeurd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat aan de uitwerkingsvoorwaarden van het bestemmingsplan "De Nollen 1999" is voldaan en dat de ligging van de ontsluitingsweg geen onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat van verzoeker met zich brengt.

2.6. Voor zover verzoeker vreest voor onomkeerbare gevolgen door de bouw van een brug nabij zijn perceel is ter zitting komen vast te staan dat ten behoeve van deze brug vrijstelling en bouwvergunning is verleend, en dat deze inmiddels onherroepelijk zijn geworden. De Voorzitter overweegt dat schorsing van het bestreden besluit ten aanzien van het plandeel waarop de brug wordt verwezenlijkt niet zou leiden tot het door verzoeker gewenste resultaat, nu dit niet zou bewerkstelligen dat van de onherroepelijke bouwvergunning geen gebruik zou mogen worden gemaakt.

2.7. In het bestemmingsplan "De Nollen 1999" is ten westen van het perceel van verzoeker een plandeel met de bestemming "Uit te werken woongebied" opgenomen. Ingevolge artikel 6.2, onder c., van de bestemmingsplanvoorschriften wordt dit woongebied ten aanzien van het gemotoriseerde verkeer ontsloten door middel van de op de plankaart aangegeven ontsluitingspunten. Onder meer op de gronden tussen de percelen Herenweg 123 en 125 en op de gronden tussen de percelen [locatie] en 167 geldt een aanduiding "ontsluitingsweg". In totaal zijn in het bestemmingsplan ten behoeve van het woongebied drie ontsluitingswegen voorzien.

Het uitwerkingsplan omvat slechts een gedeelte van de gronden waaraan in het bestemmingsplan "De Nollen 1999" de bestemming "Uit te werken woongebied" is toegekend. Ten gevolge van deze begrenzing voorziet het uitwerkingsplan in minder woningen dan het bestemmingsplan en in twee ontsluitingswegen ten behoeve van het woongebied.

Voor zover verzoeker zich richt tegen een ontsluitingsweg naast zijn perceel [locatie] merkt de Voorzitter op dat deze ontsluitingsweg voortvloeit uit het bestemmingsplan "De Nollen 1999". Het uitwerkingsplan voldoet aan de in dat plan gestelde uitwerkingsregels. In het uitwerkingsplan is de positionering van de ontsluitingsweg op de gronden tussen de percelen [locatie] en 167 nader bepaald. De Voorzitter ziet op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat de positionering van de ontsluitingsweg voor het woon- en leefklimaat van verzoeker zodanig ernstige gevolgen heeft dat verweerder daarin aanleiding had moeten zien goedkeuring aan het plandeel te onthouden. Ook de omstandigheid dat het gemeentebestuur bij het ontwerp van het uitwerkingsplan is uitgegaan van een onjuiste omvang van de bebouwing op het perceel van verzoeker, wat daar ook van zij, doet daar niet aan af.

Ten aanzien van de begrenzing van het uitwerkingsplan is niet gebleken dat het niet opnemen van de in het bestemmingsplan op de gronden tussen de percelen Herenweg 123 en 125 voorziene ontsluitingsweg in het uitwerkingsplan zodanige gevolgen heeft voor de verkeersintensiteiten op de ontsluitingsweg naast het perceel van verzoeker, dat zijn belangen hierdoor onevenredig zouden worden geschaad. Ook is niet gebleken dat de eventuele toename van verkeer op de Herenweg ten gevolge van deze begrenzing niet met verkeersmaatregelen kan worden gereguleerd. Verder heeft het college van burgemeester en wethouders ter zitting aangegeven dat ook het zuidelijke gedeelte van het plandeel met de bestemming "Uit te werken woongebied" zal worden uitgewerkt, hetgeen afhankelijk is van het tijdstip van verwerving van de betrokken gronden.

Gelet op het vorenstaande acht de Voorzitter op voorhand niet aannemelijk dat tussen de gronden waaraan in het bestemmingsplan "De Nollen 1999" een uit te werken bestemming is toegekend een zodanige samenhang bestaat dat het noodzakelijk is de uitwerking hiervan in onderling verband te bezien.

2.8. Gelet op het vorenstaande ziet de Voorzitter geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek dient te worden afgewezen.

2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel w.g. Van Onselen
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 28 april 2006

178-481.