Uitspraak 200708483/1


Volledige tekst

200708483/1.
Datum uitspraak: 21 januari 2009

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak nr. 07/1029 van de rechtbank Zutphen van 12 november 2007 in het geding tussen:

[appellant]

en

de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland.

1. Procesverloop

Bij besluit van 22 maart 2007 heeft de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland (hierna: de korpsbeheerder) een verzoek van [appellant] om verstrekking van gegevens over de demonstratie van de Nederlandse Volksunie te Apeldoorn op 27 januari 2007 deels afgewezen.

Bij ongedateerd besluit heeft de korpsbeheerder het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar deels gegrond verklaard en deels ongegrond.

Bij uitspraak van 12 november 2007, verzonden op 27 november 2007, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep deels gegrond verklaard, het ongedateerde besluit in zoverre vernietigd, bepaald dat wat betreft de vernietigde documenten de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven en wat betreft de financiële gegevens de korpsbeheerder een nieuw besluit op bezwaar moet nemen en voor het overige het beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 december 2007, hoger beroep ingesteld.

De korpsbeheerder heeft een verweerschrift ingediend.

Bij brief van 6 februari 2008 heeft [appellant] de toestemming verleend bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 juli 2008, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. H. van Drunen, werkzaam bij Juridisch Adviesbureau Maury, is verschenen.

Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de Afdeling het onderzoek heropend.

De korpsbeheerder en [appellant] hebben nadere stukken ingediend. Met toestemming van partijen is afgezien van een nieuwe behandeling van de zaak ter zitting, waarna het onderzoek is gesloten.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob) blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de opsporing en vervolging van strafbare feiten.

Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder d, blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen.

Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, blijft het verstrekken van informatie achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

2.2. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar vernietigd voor zover dit betrekking heeft op het tijdelijke register Hyena maar de rechtsgevolgen van dat besluit in zoverre in stand gelaten. Daartoe heeft zij overwogen dat de korpsbeheerder, nadat het verzoek om openbaarmaking was gedaan, niet meer de vrijheid had de in dit tijdelijke register opgenomen stukken te vernietigen, dat het er daarom voor moet worden gehouden dat de in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c, d en e, van de Wob genoemde weigeringsgronden zich niet voordeden, doch dat de korpsbeheerder die vernietiging niet meer ongedaan kon maken.

2.2.1. [appellant] heeft aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte tot deze overwegingen is gekomen. Hij stelt dat de korpsbeheerder de stukken die digitaal waren opgeslagen, ook nadat ze waren gewist van de harde schijf had kunnen terughalen. Ook had de korpsbeheerder afdrukken kunnen verstrekken van kopieën van de stukken. Voorts heeft de korpsbeheerder onvoldoende onderzocht of de gevraagde stukken dan wel kopieën daarvan nog bij andere bestuursorganen berusten, aldus [appellant]. Voor het geval dat de korpsbeheerder de stukken niet kan verstrekken, doet [appellant] een verzoek om schadevergoeding.

2.2.2. Het tijdelijke register Hyena is blijkens het proces-verbaal van vernietiging van 5 maart 2007 opgeheven en de documenten zijn vernietigd. Het oordeel van de rechtbank daarover is in hoger beroep niet bestreden. In geschil is of de tijdens de demonstratie gemaakte opnames uit een helikopter van de Korps Landelijke Politiediensten en een videowagen van de politie Haaglanden, die deel uitmaakten van de betrokken documenten, op enigerlei wijze door de korpsbeheerder hadden kunnen en moeten worden teruggehaald.

De Afdeling ziet in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond voor het oordeel dat de mededeling van de korpsbeheerder, dat van deze opnames geen digitale vastlegging op een harde schijf in een computer heeft plaatsgevonden, onaannemelijk moet worden geacht. De niet onderbouwde stelling van [appellant], dat hij van medewerkers van de politie Haaglanden heeft vernomen dat beelden uit de videowagen worden opgeslagen op een harde schijf, acht de Afdeling daarvoor onvoldoende.

De korpsbeheerder heeft voorts gesteld dat de opnames uitsluitend aan de politieregio Noord- en Oost-Gelderland zijn verstrekt om te worden opgenomen in het tijdelijke register Hyena en dat er geen kopieën van zijn gemaakt. Het enkele feit dat [appellant] deze stelling ongeloofwaardig vindt omdat andere korpsen volgens hem dat wel doen, is naar het oordeel van de Afdeling onvoldoende om het tegendeel aannemelijk te achten. Het vorenstaande in aanmerking nemende, kan [appellant] niet worden gevolgd in zijn standpunt dat de korpsbeheerder ten onrechte onvoldoende heeft onderzocht of de opnames of kopieën daarvan nog bij andere bestuursorganen berusten. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de korpsbeheerder het standpunt heeft kunnen innemen dat hij de vernietigde documenten niet kon achterhalen.

Het voor dit geval gedane verzoek om schadevergoeding komt evenwel niet voor inwilliging in aanmerking, reeds omdat de gestelde materiële en immateriële schade niet is gespecificeerd noch aannemelijk gemaakt.

2.3. [appellant] heeft voorts aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte zijn beroep voor het overige ongegrond heeft verklaard. Hij voert daartoe aan dat de rechtbank de korpsbeheerder ten onrechte in zijn standpunt is gevolgd dat de geweigerde onderdelen van de gevraagde documenten gegevens bevatten die inzicht bieden in de tactieken en strategieën van politieoptreden en dat openbaarmaking daarvan op goede gronden is geweigerd. Het betrof een standaard optreden, dat voor iedereen zichtbaar en dus openbaar was, aldus [appellant].

2.3.1. Na met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb kennis te hebben genomen van de stukken is de Afdeling van oordeel dat de rechtbank met juistheid heeft overwogen dat de weggelaten gedeelten van de mutatie uit het bedrijfsprocessenregister, de folder, de publicatie op intranet met uitzondering van de zinsnede op bladzijde 2, vierde alinea na "(…), dat per trein was aangekomen", en het draaiboek met uitzondering van de hierna te noemen passages, gegevens bevatten die inzicht bieden in de tactieken en strategieën bij optreden van de politie. Openbaarmaking daarvan zou de effectiviteit en veiligheid van dat optreden bij toekomstige acties ter handhaving van de openbare orde in gevaar kunnen brengen. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de korpsbeheerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat dit belang in zoverre zwaarder weegt dan het belang van openbaarmaking en dat hij volledige openbaarmaking van die informatie met toepassing van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder c en d van de Wob in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Dat het politieoptreden, zoals [appellant] stelt, een standaard optreden betrof, dat voor iedereen zichtbaar en dus openbaar was, betekent niet dat de informatie waar hij om heeft verzocht ingevolge de Wob openbaar gemaakt dient te worden.

Ten aanzien van de hiervoor bedoelde zinsnede van de publicatie op intranet (hierna: de zinsnede) en bladzijde 3, paragraaf 2.2.1, alinea's 1, 2 en 3 en bladzijde 9, paragraaf 3.2.6, alinea's 1, 2 en 3 van het draaiboek (hierna: de passages) is de Afdeling, anders dan de rechtbank, van oordeel dat de korpsbeheerder de verstrekking daarvan niet achterwege heeft kunnen laten vanwege de belangen van de opsporing en vervolging van strafbare feiten en de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen. Ten aanzien van deze zinsnede en passages heeft de korpsbeheerder zich naar het oordeel van de Afdeling niet op het standpunt kunnen stellen dat het belang van openbaarmaking ondergeschikt is aan het door hem gestelde belang van een effectief politieoptreden en komt het ongedateerde besluit op bezwaar voor vernietiging in aanmerking.

2.4. Ten slotte voert [appellant] aan dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de korpsbeheerder niet was gehouden betere afdrukken van de foto's te verstrekken of op digitale wijze de foto's te verstrekken.

2.5. De foto's zijn kopieën van de originele afdrukken. De Afdeling is, na kennisneming van de originele foto's, van oordeel dat de aan [appellant] verstrekte foto's een duidelijke indruk geven van de situatie ter plaatse ten tijde van de demonstratie. De originelen bevatten naar het oordeel van de Afdeling niet meer informatie dan [appellant] al uit de aan hem verstrekte kopieën kan afleiden. Gelet hierop heeft de korpsbeheerder zich op het standpunt mogen stellen dat scherpere afdrukken van de foto's het belang van de daarop herkenbare personen onevenredig zouden schaden. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat de korpsbeheerder de foto's op deze wijze heeft mogen verstrekken. Voor het op digitale wijze verstrekken van de foto's bestond reeds daarom geen aanleiding.

2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover het beroep voor het overige ongegrond is verklaard. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het ongedateerde besluit op bezwaar van de korpsbeheerder in zoverre alsnog gegrond verklaren.

2.7. De korpsbeheerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 12 november 2007 in zaak nr. 07/1029, voor zover het beroep voor het overige ongegrond is verklaard;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep in zoverre gegrond;

IV. vernietigt het ongedateerde besluit op bezwaar van de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland, kenmerk 0780i01630, voor zover het bezwaar tegen het niet verstrekken van de zinsnede van de publicatie op intranet en de passages van het draaiboek ongegrond is verklaard;

V. veroordeelt de korpsbeheerder van de politieregio Noord- en Oost-Gelderland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de politieregio Noord- en Oost-Gelderland aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de politieregio Noord- en Oost-Gelderland aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van Staat.

w.g. Vlasblom w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2009

290.