Uitspraak 200708763/1


Volledige tekst

200708763/1.
Datum uitspraak: 24 december 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 oktober 2007, kenmerk PZH-2007-513268, heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Alphen aan den Rijn (hierna: de raad) bij besluit van 1 maart 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan geluidszone Bedrijventerrein Heimanswetering".

Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 17 december 2007, beroep ingesteld.

Het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 december 2008, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door ir. L.P.M. Hertsig en ing. J.A. Looij, beiden ambtenaar in dienst van de provincie Zuid-Holland, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting de raad, vertegenwoordigd door K. Schoonderwoerd en H. Verkuil, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente Alphen aan den Rijn, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. H.J.M. Winkelhuijzen, advocaat te Alphen aan den Rijn, als partij gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Op 1 januari 2007 zijn de wet van 5 juli 2006, houdende wijziging van de Wet geluidhinder (modernisering instrumentarium geluidbeleid, eerste fase, Stb. 350) en het Besluit geluidhinder in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat de bij deze wet en dit besluit doorgevoerde wijzigingen niet van toepassing zijn op het geding.

2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.3. Het bestemmingsplan voorziet in een wijziging van de geluidszone behorende bij het industrieterrein Heimanswetering, dit onder meer in verband met een verkleining van het gezoneerde industrieterrein door het vertrek van twee geluidhinder veroorzakende bedrijven naar locaties buiten de gemeente.

De planologische regeling voor het industrieterrein is vervat in het bestemmingsplan "Heimanswetering". Dat bestemmingsplan is eveneens vastgesteld op 1 maart 2007 en, afgezien van een wijzigingsbevoegdheid, goedgekeurd op 16 oktober 2007. Tegen dat goedkeuringsbesluit is geen beroep ingesteld, zodat het bestemmingsplan "Heimanswetering", voor zover goedgekeurd, in rechte onaantastbaar is.

2.4. [appellant] stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het bestemmingsplan voor zover daarmee is voorzien in een uitbreiding van de geluidszone in de richting van zijn woonwijk. Hij voert aan dat de geluidszone, met name in verband met de aanwezigheid van [belanghebbende], om verschillende redenen onjuist is vastgesteld. [appellant] vreest dat de verruiming van de geluidszone met zich zal brengen dat aan [belanghebbende] een milieuvergunning zal worden verleend, terwijl juist dit bedrijf volgens hem ernstige geluidhinder in voormelde woonwijk veroorzaakt.

2.5. Het college heeft het bestemmingsplan geheel goedgekeurd. Het is van mening dat het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het provinciale beleid en dat de gewijzigde ligging van de geluidszone op juiste wijze is bepaald.

2.6. Ingevolge artikel 1 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder industrieterrein verstaan een terrein waaraan een bestemming is gegeven als omschreven in de artikelen 41 en 53.

Ingevolge artikel 53, eerste lid, van de Wgh, voor zover hier van belang, stelt de raad binnen twee jaar na het tijdstip van in werking treden van hoofdstuk V van de Wgh voor elk binnen zijn gemeente gelegen terrein dat op dat tijdstip reeds een bestemming heeft, die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een krachtens artikel 41 aangewezen categorie, insluit, een rond dat terrein gelegen zone vast, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

Indien bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan aan gronden een bestemming wordt gegeven, die de mogelijkheid van vestiging van inrichtingen, behorende tot een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorie van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, insluit, wordt ingevolge artikel 41 van de Wgh daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

In artikel 2.4, eerste lid, van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer worden onder meer als categorieën van inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de Wgh, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, aangewezen de categorieën van inrichtingen die zijn genoemd in bijlage I, onder 11.3, onder a tot en met e, onder g en onder k.

In bijlage I, onder 11.3, onder c, sub 3, worden inrichtingen genoemd voor het vervaardigen van cement- of betonwaren met behulp van persen, triltafels of bekistingstrillers met een capaciteit ten aanzien daarvan van 100.103 kg per dag of meer.

2.6.1. De gronden behorende bij het industrieterrein Heimanswetering zijn in het bestemmingsplan "Heimanswetering" grotendeels bestemd als "Bedrijfsdoeleinden (B)".

In artikel 7, eerste lid, van de voorschriften van dat bestemmingsplan is bepaald dat de gronden met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden (B)" bestemd zijn voor de in dat voorschrift aangegeven bedrijfstypen die zijn vermeld in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Op gronden met de codes (aanduidingen) "(IV)" en "metaalbedrijf" (mb) zijn bedrijfstypen uit de categorieën 1, 2, 3 en 4 alsmede een metaalbedrijf in categorie 5 toegestaan.

In het tweede lid is bepaald dat onder de in het eerste lid bedoelde bedrijfstypen niet zijn begrepen:

a. detailhandelsbedrijven, en;

b. inrichtingen die zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, met uitzondering van een betonfabriek (SBI-code 32.51) ter plaatse van de aanduiding "betonfabriek" (bf).

2.6.2. In verband met de herzonering van het industrieterrein Heimanswetering heeft M+P Raadgevende ingenieurs B.V. akoestisch onderzoek verricht. Dit heeft geresulteerd in het rapport Akoestisch onderzoek in het kader van de herzonering van het industrieterrein Heimanswetering te Alphen aan den Rijn van 30 mei 2005.

Naar het akoestische ruimtebeslag van de vergunningplichtige en meldingsplichtige bedrijven op het industrieterrein Heimanswetering is door de gemeente onderzoek gedaan, hetgeen heeft geresulteerd in het rapport Akoestisch onderzoek, IT Heimanswetering, van augustus 2007.

2.7. Uit de stukken volgt dat de verruiming van de geluidszone ten opzichte van de geluidszone zoals deze bij koninklijk besluit van 1 oktober 1991 is vastgesteld, is gebaseerd op de geluidsproductie van alle op het industrieterrein Heimanswetering aanwezige vergunningplichtige en meldingsplichtige bedrijven. Anders dan in het voorheen voor het industrieterrein geldende bestemmingsplan "Ridderveld 1" uit 1970, is in het thans vigerende bestemmingsplan "Heimanswetering" de vestiging van inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, uitgesloten behoudens voor zover het betreft een betonfabriek ter plaatse van de aanduiding "betonfabriek" (bf) waarmee, daargelaten de verwijzing naar de verouderde SBI-code 32.51, wordt gedoeld op de bestaande betoncentrale Holcim aan de Staalweg.

Onder verwijzing naar haar uitspraken van 29 augustus 2007, nr. 200603048/1, en 13 augustus 2008, nr. 200704749/1, overweegt de Afdeling dat het college, in navolging van de raad, van het onjuiste uitgangspunt is uitgegaan dat alle bedrijven op het industrieterrein dienen te worden betrokken bij het bepalen van de ligging van de geluidszonegrens van 50 dB(A). Hiervoor zijn alleen relevant de gronden waarop inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, kunnen worden gevestigd. Vast staat dat niet op alle gronden van het industrieterrein dergelijke inrichtingen kunnen worden gevestigd. Dit betekent dat de ligging van de 50 dB(A)-contour niet op juiste wijze is bepaald. Hierbij acht de Afdeling nog van belang erop te wijzen dat in het bestemmingsplan "Heimanswetering" is nagelaten de aanduiding "betonfabriek" (bf) te begrenzen anders dan door de categorie-aanduiding "(IV)". Dit betekent dat dit bestemmingsplan niet uitsluit dat de betoncentrale haar bedrijfsactiviteiten uitbreidt op gronden ten zuiden van haar huidige bedrijfsgronden, daarbij mede omvattend de bedrijfsgronden van [belanghebbende], nu de voor dat bedrijf voorziene maataanduiding "metaalbedrijf" (mb) in dit bestemmingsplan evenmin is begrensd. Voor het bepalen van de geluidszonegrens kan derhalve, gelet op het thans vigerende bestemmingsplan "Heimanswetering", niet worden volstaan met de huidige bedrijfsgronden van de hiervoor bedoelde betoncentrale.

2.7.1. De conclusie is dat hetgeen [appellant] heeft aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat de aanduiding "gewijzigde 50 dB(A) contour tevens zonegrens", voor zover daarmee is voorzien in een verruiming van de geluidszone, zoals nader aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart, is vastgesteld in strijd met artikel 53 van de Wgh. Door de aanduiding in zoverre niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met dit artikel in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.

2.7.2. Uit het vorenstaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het gedeelte van de aanduiding "gewijzigde 50 dB(A) contour tevens zonegrens" waarbij deze grens is verruimd in de richting van de woonwijk van [appellant]. In dit verband merkt de Afdeling nog op dat door deze onthouding van goedkeuring de in het koninklijk besluit van 1 oktober 1991 in zoverre vastgestelde geluidscontour herleeft zodat sprake blijft van een gesloten geluidszone.

2.8. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellant] te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep van [appellant] gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 16 oktober 2007, kenmerk PZH-2007-513268, wat betreft de aanduiding "gewijzigde 50 dB(A) contour tevens zonegrens", voor zover daarmee is voorzien in een verruiming van de geluidszone, zoals nader aangegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;

III. onthoudt goedkeuring aan het onder II. bedoelde gedeelte van de aanduiding;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het besluit van 16 oktober 2007;

V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 40,52 (zegge: veertig euro en tweeënvijftig cent); het dient door de provincie Zuid-Holland aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de provincie Zuid-Holland aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, voorzitter, en mr. M. Oosting en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, ambtenaar van Staat.

w.g. Bartel w.g. Bechinka
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008

371.