Uitspraak 200804932/1


Volledige tekst

200804932/1.
Datum uitspraak: 24 december 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
2. de gemeente Utrecht,
appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 23 mei 2008 in zaak nr. 08/320 in het geding tussen:

stichting Stichting Bewonerscomité Ronduit Weg, gevestigd te Utrecht,

en

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.

1. Procesverloop

Bij besluit van 9 januari 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college) aan de gemeente Utrecht (hierna: de gemeente) vrijstelling verleend voor het reconstrueren van aan het verkeersknooppunt Majella gelegen gedeelten van de Vleutenseweg, de Thomas à Kempisweg en de Spinozaweg te Utrecht.

Bij besluit van 18 december 2007 heeft het college het door de stichting Stichting Bewonerscomité Ronduit Weg (hierna: Ronduit Weg) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 mei 2008, verzonden op 26 mei 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door Ronduit Weg daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het college opgedragen binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar te nemen en het besluit van 16 januari 2006 geschorst tot zes weken na dat nieuw te nemen besluit. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben het college en de gemeente bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 juni 2008, hoger beroep ingesteld.

Ronduit Weg heeft een verweerschrift ingediend.

Ronduit Weg, het college en de gemeente hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 november 2008, waar het college en de gemeente, vertegenwoordigd door mr. R.J.G. Bäcker en mr. V.N. Mantel, beiden advocaat te Rotterdam, en A.H. Keyzer, ambtenaar in dienst van de gemeente, en Ronduit Weg, vertegenwoordigd door drs. C. Oosten, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het project voorziet in de ontwikkeling van het gebied rond het verkeersknooppunt Majella en betreft een reconstructie van het wegprofiel waarbij een nieuwe verbindingsweg, een zogenoemde bypass, wordt aangelegd tussen de Vleutenseweg en de Thomas à Kempisweg. Ook wordt in dit gebied een nieuwe vrije busbaan aangelegd voor openbaar vervoer van en naar de wijk "Leidsche Rijn".

2.2. De reconstructie van het verkeersknooppunt Majella is in strijd met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Om het project mogelijk te maken, heeft het college krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling verleend.

2.3. Op 15 november 2007 is in werking getreden de wet van 11 oktober 2007 tot wijziging van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) (Stb. 2007, 434), die het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna: het Blk 2005) vervangt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 29 april 2008 in zaak nr. 200703634/1), heeft deze wet onmiddellijke werking. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat het Blk 2005 op het besluit op bezwaar van toepassing is.

2.4. Ingevolge artikel 5.16, eerste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dat luidde ten tijde van belang, kunnen bestuursorganen de in het tweede lid bedoelde bevoegdheden of de daar bedoelde wettelijke voorschriften, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, uitoefenen dan wel toepassen:

a. (…);

b. hetzij in gevallen waarin bij een uitoefening of toepassing, met inachtneming van het vijfde lid en de krachtens dat lid gestelde regels, aannemelijk is gemaakt dat:

1°. de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft, of

2°. bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;

c. (…);

d. (…).

Ingevolge artikel 2, aanhef en onder d, van de Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007 (hierna: de Regeling) bevat het betrokken besluit in geval van uitoefening van een bevoegdheid met projectsaldering tenminste een beschrijving van de toename of vermindering van de concentratie van een stof in het salderingsgebied, alsmede een beschrijving van de autonome situatie die daarbij als uitgangspunt is genomen.

2.5. Eerst ter zitting hebben het college en de gemeente aangevoerd dat Ronduit Weg niet kan worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Bij uitspraak van 18 juli 2007 in zaak nr. 200609333/1 heeft de Afdeling geoordeeld dat Ronduit Weg in deze procedure moet worden aangemerkt als belanghebbende. Daar moet thans dan ook van worden uitgegaan.

2.6. Het college en de gemeente betogen verder dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat bij de beoordeling van de autonome ontwikkeling slechts moet worden uitgegaan van het maximaal mogelijke legale gebruik op basis van het ter plaatse geldende bestemmingsplan, inclusief eventueel verleende vrijstellingen, zodat bestaande illegale wegen buiten beschouwing moeten worden gelaten. Volgens het college en de gemeente moet ook rekening worden gehouden met de feitelijke situatie.

2.6.1. Mede gezien de toelichting op de Regeling (Stcrt. 2007, 218), waarin onder het begrip "autonome situatie" als bedoeld in artikel 2, aanhef en onder d, van de Regeling wordt verstaan de situatie zoals die zou zijn zonder het project en de bijbehorende maatregelen, moet worden geoordeeld dat de autonome ontwikkeling een feitelijk begrip betreft. Bij de beoordeling van de autonome ontwikkeling is derhalve, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, niet slechts het maximaal mogelijke legale gebruik van belang, maar dient ook de feitelijke situatie te worden bezien, zoals die onafhankelijk van het project bestaat. Niet in geschil is dat de door de rechtbank als illegaal aangemerkte rijstroken reeds tientallen jaren ter plaatse aanwezig zijn als onderdeel van het hoofdwegennet van de stad Utrecht en derhalve duurzaam deel uitmaken van de bestaande feitelijke situatie. Onder die specifieke omstandigheden heeft het college deze rijstroken terecht bij de beoordeling van de autonome ontwikkeling betrokken.

Het betoog slaagt.

2.7. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, wordt niet toegekomen aan het betoog van het college en de gemeente dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat een deel van de betrokken rijstroken illegaal is aangelegd.

2.8. Het college en de gemeente betogen voorts dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het in het besluit op bezwaar neergelegde standpunt dat na uitvoering van het project de luchtkwaliteit ter plaatse per saldo verbetert, niet berust op een deugdelijke motivering.

2.8.1. In het besluit op bezwaar heeft het college zich, onder verwijzing naar de "Geactualiseerde luchtrapportage reconstructie Majellaknoop" van 15 november 2007, op het standpunt gesteld dat de luchtkwaliteit ter plaatse per saldo verbetert, aangezien na de reconstructie van het verkeersknooppunt Majella de wachttijden van het autoverkeer op dat knooppunt afnemen, waardoor de doorstroming op de aansluitende wegvakken toeneemt. De rechtbank heeft terecht geconcludeerd dat dat standpunt zonder nadere motivering niet begrijpelijk is, nu het college onder "inspraakreactie 5" van de "Bijlage Inspraakreacties Majellaknoop" heeft aangegeven dat de op het verkeersknooppunt aansluitende Lessinglaan, Haydnlaan en Pijperlaan in hun huidige vorm de geprognosticeerde hoeveelheid verkeer niet kunnen verwerken en dat aanvullende maatregelen worden onderzocht. De rechtbank heeft het besluit op bezwaar dan ook terecht wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb vernietigd. De in hoger beroep door het college en de gemeente overgelegde notitie "Verkeersaantrekkende werking Majellaknoop" van Arane Adviseurs in Verkeer en Vervoer van 13 juni 2008 doet aan het door de rechtbank geconstateerde motiveringsgebrek niet af en leidt derhalve niet tot een ander oordeel. Het college dient in een nieuw te nemen besluit op inzichtelijke wijze te motiveren welke gevolgen uitvoering van het project heeft voor de capaciteit en de doorstroming op het verkeersknooppunt Majella en de aansluitende wegvakken.

Het betoog faalt.

2.9. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd, met verbetering van de gronden waarop deze rust.

2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. W. Konijnenbelt, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.A.A. van Roessel, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Dijk w.g. Van Roessel
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 december 2008

457.