Uitspraak 200802166/1


Volledige tekst

200802166/1.
Datum uitspraak: 5 november 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak nr. 07/704 van de rechtbank Maastricht van 21 februari 2008 in het geding tussen:

[appellant]

en

de staatssecretaris van Financiën.

1. Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2007 heeft de staatssecretaris van Financiën (hierna: de staatssecretaris) het verzoek van [appellant] om schriftelijke informatie van derden openbaar te maken, afgewezen. Bij besluit van 3 april 2007 heeft de staatssecretaris het besluit van 6 februari 2007 gewijzigd en aan [appellant] de letterlijke en volledige inhoud van de schriftelijke informatie verstrekt, zonder hierbij de gegevensdrager te verstrekken.

Bij besluit van 1 mei 2007 heeft de staatssecretaris het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 21 februari 2008, verzonden op 22 februari 2008, heeft de rechtbank Maastricht (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 11 april 2008.

Bij brief van 27 mei 2008 heeft [appellant] de toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 september 2008, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. W.J.G. van Duijn, werkzaam bij het Ministerie van Financiën, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder bestuurlijke aangelegenheid, een aangelegenheid die betrekking heeft op beleid van een bestuursorgaan, daaronder begrepen de voorbereiding en de uitvoering daarvan.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, verstrekt een bestuursorgaan bij de uitvoering van zijn taak, onverminderd het elders bij wet bepaalde, informatie overeenkomstig deze wet en gaat daarbij uit van het algemeen belang van openbaarheid van informatie.

Ingevolge artikel 3, eerste lid, kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan.

Ingevolge het vijfde lid, wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.

Ingevolge artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.

2.2. De staatssecretaris heeft het verzoek van [appellant] om openbaarmaking van het door hem verzochte handgeschreven document, waaruit naar voren zou komen dat [appellant] een bankrekening aanhoudt in Luxemburg met een aanzienlijk saldo, afgewezen. De staatssecretaris heeft aan deze afwijzing ten grondslag gelegd dat het in artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob neergelegde belang in dit geval zwaarder weegt dan het publieke belang bij openbaarmaking van het document.

2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de schrijver van de tip anoniem wenst te blijven. Dat de tipschrijver zijn of haar naam niet bekend heeft gemaakt, is niet op feiten gebaseerd en uit de tekst van de tip blijkt niet dat de schrijver ervan anoniem wenst te blijven, aldus [appellant]. De staatssecretaris kon volgens [appellant] bij afweging van de belangen in redelijkheid niet tot het besluit komen om de gegevensdrager niet openbaar te maken.

2.3.1. Vaststaat dat het document met de hand is geschreven. Met de rechtbank wordt overwogen dat de briefschrijver, door vermelding van zijn of haar naam achterwege te laten, er blijk van heeft gegeven onbekend te willen blijven. Dat de briefschrijver dit niet expliciet in het document te kennen heeft gegeven, doet daar niet aan af. Openbaarmaking van de handgeschreven anonieme tip kan het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer schaden, nu de identiteit van de briefschrijver aan de hand van zijn handschrift achterhaald zou kunnen worden. De rechtbank heeft dan ook met juistheid geoordeeld dat de staatssecretaris zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het in artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob opgenomen belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in geding is.

De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid openbaarmaking van de met de hand geschreven anonieme tip achterwege heeft kunnen laten. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de staatssecretaris een letterlijke weergave van de inhoud van de anonieme tip aan [appellant] heeft verstrekt. Het betoog van [appellant] slaagt niet.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Altena w.g. Neuwahl
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2008

280-581.