Uitspraak 200709151/1


Volledige tekst

200709151/1.
Datum uitspraak: 1 oktober 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaken nrs. 07/6711 en 07/6712 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem van 16 november 2007 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort.

1. Procesverloop

Bij besluit van 3 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zandvoort (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het bouwen van een woning op het perceel [locatie] te Zandvoort (hierna: het perceel).
Bij besluit van 31 augustus 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 16 november 2007, verzonden op 20 november 2007, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Haarlem (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 december 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 28 januari 2008.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 augustus 2008, waar [appellant], bijgestaan door mr. F.B.M. Groos, advocaat te Haarlem, en het college, vertegenwoordigd door J. Pach, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan voorziet in het bouwen van een woning met een kelder. Het zand dat door het bouwen van de kelder vrijkomt wordt gedeeltelijk gestort op het perceel zodat de woning blijkens de aanvraag ten opzichte van de straat op een hoogte van 1,60 m komt te liggen. Voorheen lag het perceel op circa 1,40 m boven het straatpeil.

2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Boulevard-Zuid van de gemeente Zandvoort" (hierna: het bestemmingsplan) rust op het perceel de bestemming "Woondoeleinden 1, tevens waterstaatsdoeleinden (W1)".

Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften wordt in de planvoorschriften onder peil verstaan: het niveau gemeten vanaf het afgewerkte terrein, dat aansluit aan de hoofdtoegang van het bouwwerk.

2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college van een onjuist peil is uitgegaan. Volgens [appellant] heeft het college ten onrechte rekening gehouden met de na het uitgraven van de kelder aangebrachte verhoging van het perceel, terwijl het had moeten uitgaan van het niveau van het afgewerkte terrein dat aansluit bij de hoofdtoegang van het bestaande bouwwerk, in dit geval de reeds gesloopte woning, aangezien het bestemmingsplan conserverend van aard is.

2.3.1. Uit de omschrijving in artikel 1 van de planvoorschriften volgt dat voor het peil het niveau van het afgewerkte terrein van belang is. Onder het afgewerkte terrein moet in dit geval worden verstaan de toestand van het perceel na het aanbrengen van de verhoging. Het volgens [appellant] conserverende karakter van het plan, wat daar van zij, is niet relevant. Deze kwalificatie heeft geen juridische betekenis en is derhalve niet bepalend voor de uitleg en de toepassing van de planvoorschriften. Nu het terrein na uitvoering van het bouwplan op een hoogte van 1,60 m boven straatpeil is gelegen, moet worden vastgesteld dat het peil in de bouwaanvraag juist is aangegeven. Gelet op het vorenstaande is de omstandigheid dat het peil van de gesloopte woning 20 cm lager lag niet van belang.

2.4. Voorts treft het betoog van [appellant] dat de kelder groter wordt dan de kelder waarin de aanvraag voorziet geen doel, aangezien bouwen in afwijking van de verleende bouwvergunning in de voorliggende procedure niet aan de orde is.

Evenmin kan zijn betoog dat een grotere kelder is gegraven, waardoor een grotere hoeveelheid zand is vrijgekomen, leiden tot het oordeel dat in strijd met de wet bouwvergunning is verleend. De stelling dat door het graven van een grotere kelder sprake zou zijn van handelen in strijd met de door het bestuur van het Hoogheemraadschap van Rijnland van 29 oktober 2007 verleende keurvergunning, biedt geen grond voor het oordeel dat de bouwvergunning ten onrechte is verleend. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat, gelet op artikel 44 van de Woningwet, het college uitsluitend dient te beoordelen of zich voor de bouwvergunning één van de in dat artikel opgenomen weigeringsgronden voordoet.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.

w.g. Wortmann w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 oktober 2008

17-560.