Uitspraak 200708364/1


Volledige tekst

200708364/1.
Datum uitspraak: 24 september 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellante sub 2], wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2007, kenmerk 00704627, heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Franekeradeel (hierna: de raad) bij besluit van 10 mei 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Franeker - Westelijke woongebieden" (hierna: het plan).

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] bij brieven, bij het college van burgemeester en wethouders van Franekeradeel ingekomen op 20 november 2007 en na doorzending bij de Raad van State ingekomen op 30 november 2007, beroep ingesteld. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben hun beroep aangevuld bij brieven, bij de Raad van State ingekomen op 2 januari 2008.

Het college heeft een verweerschrift ingediend.

De raad is op de voet van artikel 8:28 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) verzocht schriftelijke inlichtingen te geven en heeft aan dit verzoek voldaan bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 februari 2008.

Daartoe in de gelegenheid gesteld heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 augustus 2008, waar [appellante sub 2], in persoon, en [appellant sub 1], in persoon, zijn verschenen. Voorts is daar als partij de raad, vertegenwoordigd door M. Barends en C. Tasma, ambtenaren van de gemeente, gehoord.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

2.2. [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben noch een zienswijze naar voren gebracht tegen het ontwerpplan bij de raad noch bedenkingen ingebracht tegen het vastgestelde plan bij het college. Ook hebben zij buiten de daarvoor geldende termijn beroep ingesteld.

In dit verband betogen zij dat dit verschoonbaar is omdat zij niet op de hoogte waren van het feit dat de plandelen waarmee hun bezwaren verband houden (hierna: de bestreden plandelen) deel uitmaakten van het plangebied.

2.2.1. Met betrekking hiertoe hebben [appellant sub 1] en [appellante sub 2] onder meer aangevoerd dat de publicaties met betrekking tot de terinzagelegging van het plan onvoldoende duidelijk zijn. Nu de bestreden plandelen eerder waren opgenomen in andere bestemmingsplannen had de aanduiding en begrenzing van het plan duidelijker moeten zijn aangegeven in de publicaties van de terinzagelegging, temeer daar de naam van het plan niet deed vermoeden dat de bestreden plandelen daarin waren opgenomen, aldus [appellant sub 1] en [appellante sub 2].
2.3. Ingevolge de artikelen 23, eerste lid, 26 en 28, zesde lid, van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, kan, voor zover van belang, bij de openbare kennisgeving voorafgaande aan de terinzagelegging van respectievelijk het ontwerpplan, het vastgestelde plan en het goedgekeurde plan, worden volstaan met het vermelden van de zakelijke inhoud. Hieronder wordt onder meer begrepen de aanduiding van het gebied waarop het plan betrekking heeft.

2.3.1. Het plan heeft globaal bezien betrekking op een westelijk en een noordelijk gedeelte van de stad Franeker. De bestreden plandelen liggen bij de grenzen van het plangebied.

De bestreden plandelen waren voorheen opgenomen in bestemmingsplannen voor kleinere delen van de stad Franeker. Een aantal van die plannen is met het plan deels samengevoegd.

2.3.2. In de publicaties voorafgaande aan de terinzagelegging in de Staatscourant en de Franeker Courant is steeds vermeld dat met het plan een planologisch-juridische regeling wordt gegeven voor het westelijke deel van de stad Franeker. Bij de publicatie voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpplan is voorts nog melding gemaakt van een aantal niet limitatief opgesomde ontwikkelingen die in het plan zijn opgenomen.

2.3.3. Naar het oordeel van de Afdeling blijkt uit de publicaties onvoldoende wat de begrenzing van het plangebied is. Zo is bijvoorbeeld niet aangegeven dat met het plan voorheen onder afzonderlijke plannen ondergebrachte gebieden deels zijn samengevoegd. Evenmin is de geografische begrenzing van het plangebied nader geconcretiseerd. De Afdeling acht de enkele zinsnede "het westelijke deel van de stad Franeker" onvoldoende bepaald, te meer nu het plangebied blijkens de plankaart tevens betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in het noordelijke deel van de stad Franeker en anderszins de meest westelijke woongebieden van Franeker juist niet in het plan zijn opgenomen. De Afdeling neemt bij het voorgaande nog in aanmerking dat, naar ter zitting is gebleken, eerder in het kader van de voorbereiding van het plan een voorbereidingsbesluit is genomen, waarbij de grenzen van het plangebied juist wel concreet zijn aangeduid. Voor zover de raad heeft betoogd dat daardoor de grenzen van het plangebied voldoende duidelijk waren, overweegt de Afdeling dat het voorbereidingsbesluit geen deel uitmaakt van de onderhavige bestemmingsplanprocedure, zodat dat betoog faalt.

2.3.4. De bezwaren van [appellante sub 2] houden verband met haar tankstation aan de [locatie]. Dit tankstation ligt ten westen van deze weg die ter plaatse de begrenzing vormt van het ten oosten daarvan gelegen woongebied. Voorheen was het tankstation opgenomen in het plan "West (psychiatrische inrichting)", voor de gronden op en rond de psychiatrische inrichting ten westen van de Burgemeester J. Dijkstraweg. De bezwaren van [appellant sub 1] houden verband met zijn bedrijfspanden aan de noordkant van Franeker. Voorheen waren deze bedrijfspanden opgenomen in het plan "Hamburgerrak" voor een wijk aan de noordkant van Franeker.

2.3.5. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat appellanten redelijkerwijs niet uit de publicaties konden opmaken dat het plan mede betrekking had op hun gronden.

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] nadien naar aanleiding van de weigering van een door [appellant sub 1] aangevraagde bouwvergunning op de hoogte zijn geraakt van het feit dat de bestreden plandelen waren opgenomen in het plan. Voorts is komen vast te staan dat zij daarna zo spoedig als redelijkerwijs van hen kon worden verlangd beroep hebben ingesteld.

2.3.6. Het voorgaande betekent dat [appellant sub 1] en [appellante sub 2] verschoonbaar geen zienswijze naar voren hebben gebracht, geen bedenkingen hebben ingebracht en te laat een beroepschrift hebben ingediend.

Het betoog slaagt.

2.4. De conclusie is voorts dat hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] hebben aangevoerd als beroepsgrond is gericht tegen het gehele plan en daarom aanleiding geeft voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de artikelen 23, eerste lid, en 26 van de WRO, gelezen in samenhang met artikel 3:12, eerste lid, van de Awb. Door het plan niettemin goed te keuren, heeft het college gehandeld in strijd met deze bepalingen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

Gelet hierop behoeft hetgeen [appellant sub 1] en [appellante sub 2] voorts hebben aangevoerd geen behandeling.

Uit het vorenstaande volgt dat er rechtens maar één te nemen besluit mogelijk is, zodat de Afdeling aanleiding ziet om goedkeuring te onthouden aan het plan.

2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 23 juli 2007, kenmerk 00704627;

III. onthoudt goedkeuring aan het bestemmingsplan "Franeker - Westelijke woongebieden";

IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het onder II. vermelde besluit;

V. gelast dat de provincie Fryslân aan appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor [appellant sub 1] en € 143,00 (zegge: honderddrieënveertig euro) voor [appellante sub 2] vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. B.C. Bosnjakovic, ambtenaar van Staat.

w.g. Hoekstra w.g. Bosnjakovic
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2008

410-583.