Uitspraak 200706919/1


Volledige tekst

200706919/1.
Datum uitspraak: 16 juli 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats], [gemeente],

tegen de uitspraak in zaak nr. 06/3909 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 augustus 2007 in het geding tussen:

[appellant]

en

de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch.

1. Procesverloop

Bij besluit van 11 april 2006 heeft de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch (hierna: de raad) een aanvraag om toevoeging ten behoeve van [appellant] buiten behandeling gesteld.

Bij besluit van 29 juli 2006 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 9 augustus 2007, verzonden op 15 augustus 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 29 juli 2006 vernietigd, het besluit van 11 april 2006 herroepen, bepaald dat die uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, gelast dat de raad aan [appellant] het door hem gestorte griffierecht vergoedt, de raad veroordeeld in de door [appellant] gemaakte proceskosten in beroep, en de raad aangewezen als de rechtspersoon die de proceskosten moet vergoeden. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 september 2007, hoger beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting aan de orde gesteld op 18 maart 2008. Partijen zijn niet ter zitting verschenen.

Na deze zitting is de zaak door de enkelvoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een meervoudige kamer.

De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting aan de orde gesteld op 30 juni 2008. Partijen zijn niet ter zitting verschenen.

2. Overwegingen

2.1. [appellant] bestrijdt de uitspraak van de rechtbank voor zover daarbij de raad niet is veroordeeld tot vergoeding van de kosten, die hij in verband met de behandeling van het bezwaar heeft moeten maken. Nu de rechtbank zelf in de zaak heeft voorzien door het besluit van 11 april 2006 te herroepen, maar daarbij niet heeft beslist op het in bezwaar gedane verzoek om vergoeding van de tot dat moment reeds gemaakte kosten, kan de uitspraak niet in stand blijven, aldus [appellant].

2.2. Vaststaat dat het verzoek van [appellant] om vergoeding van de kosten die waren gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar, in overeenstemming met artikel 7:15, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), reeds in het bezwaarschrift van 23 mei 2006 was gedaan. Evenzeer staat vast dat de raad in dit geval op onjuiste wijze toepassing heeft gegeven aan artikel 4:5 van de Awb, nu het oordeel van de rechtbank dienaangaande in hoger beroep niet is bestreden.

2.3. Zoals de Afdeling meermalen heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 15 december 2004 in zaak nr. 200407524/1) is het in strijd met artikel 7:11 van de Awb om een primair besluit te herroepen zonder een ander besluit daarvoor in de plaats te stellen, tenzij een vervangend besluit kan uitblijven. Nu vaststaat dat artikel 4:5 van de Awb op onjuiste wijze is toegepast, is de aanvraag om toevoeging ten onrechte buiten behandeling gesteld, zodat na herroeping van dit besluit alsnog op de aanvraag moet worden beslist.

Daarbij doet zich de vraag voor of bij dit nieuwe besluit de alsnog overgelegde gegevens en bescheiden, welke ten tijde van het besluit op de aanvraag ontbraken, alsnog bij de beoordeling dienen te worden betrokken. Ingevolge artikel 7:11 van de Awb vindt op grondslag van een ontvankelijk bezwaar een heroverweging van het primaire besluit plaats. De aard van deze heroverweging in bezwaar brengt met zich dat het bestuursorgaan in het algemeen bevoegd is om na een juiste toepassing van artikel 4:5 van de Awb de alsnog overgelegde gegevens en bescheiden in de heroverweging te betrekken en alsnog een inhoudelijk besluit te nemen. Hoewel, zoals is overwogen in de uitspraak van de Afdeling van 26 februari 2008 in zaak nr. 200707377/1, het bestuur niet gehouden is ontbrekende gegevens die na het nemen van het primaire besluit alsnog zijn overgelegd, bij voormelde heroverweging in aanmerking te nemen, staat dit het bestuur wel vrij. Indien evenwel op onjuiste wijze toepassing is gegeven aan artikel 4:5 van de Awb, dient het primaire besluit te worden herroepen en dient ex nunc, derhalve met meewegen van alle alsnog overgelegde gegevens en bescheiden, inhoudelijk op de aanvraag te worden beslist.

Anders dan zij heeft geoordeeld in onder meer de uitspraken van 20 november 2006 in zaak nr. 200603727/1 (AB 2007, 133) en in zaak nr. 200604306/1 is de Afdeling thans, gelet op de strekking van artikel 7:11, tweede lid, van de Awb en omwille van een doelmatige besluitvorming op een aanvraag binnen een redelijke termijn, van oordeel dat een inhoudelijk besluit na herroeping van een primair besluit waarbij de aanvraag buiten behandeling was gesteld, deel uitmaakt van het besluit op bezwaar.

2.4. Uit het voorgaande volgt dat, indien de rechtbank termen aanwezig acht om zelf in de zaak te voorzien, zij in een geval als hier aan de orde ook een inhoudelijk besluit dient te nemen op de weer voorliggende aanvraag en zij evenzeer gehouden is daarna een beslissing te nemen op het weer voorliggende verzoek om vergoeding van de kosten die waren gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar. Door te volstaan met herroeping van het primaire besluit van 11 april 2006, als zij heeft gedaan, heeft de rechtbank op onjuiste wijze zelf in de zaak voorzien.

2.5. Het hoger beroep is gegrond. De Afdeling zal de aangevallen uitspraak vernietigen voor zover daarbij het besluit van 11 april 2006 is herroepen en is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. De raad dient, uitgaande van de onbestreden gegrondverklaring van het bezwaar, in bezwaar alsnog het primaire besluit te herroepen en een nieuw inhoudelijk besluit daarvoor in de plaats te stellen. Bij het nemen van dit besluit op bezwaar dient het de overgelegde gegevens en bescheiden in de beoordeling te betrekken. Tevens dient de raad bij dit besluit in te gaan op het verzoek om vergoeding van de kosten die zijn gemaakt in verband met de behandeling van het bezwaar.

2.6. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

2.7. Een redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de secretaris van de Raad van State aan [appellant] wordt terugbetaald.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 9 augustus 2007 in zaak nr. 06/3909, voor zover daarbij het besluit van 11 april 2006 is herroepen en is bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 29 juli 2006;

III. veroordeelt de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Raad voor Rechtsbijstand 's-Hertogenbosch aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

IV. gelast dat de secretaris van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 106,00 (zegge: honderdzes euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, voorzitter, en mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek en mr. W.D.M. van Diepenbeek, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-van den Berg, ambtenaar van Staat.

w.g. Vlasblom w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2008

350.