Uitspraak 200702845/1


Volledige tekst

200702845/1.
Datum uitspraak: 29 april 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de beslissing in zaken nrs. 03/2367, 05/5443, 05/5107, 06/2156 en 06/5470 van de rechtbank Arnhem van 19 april 2007 op een verzoek van [appellant] om wraking.

1. Procesverloop

Bij beslissing van 19 april 2007 heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) een verzoek van [appellant] om wraking afgewezen. Deze beslissing is aangehecht.

Tegen deze beslissing heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 23 april 2007, hoger beroep ingesteld.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 maart 2008, waar [appellant], in persoon, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen een beslissing van de rechtbank op het verzoek van [appellant] om wraking, als bedoeld in artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht. Ingevolge artikel 8:18, vijfde lid, van die wet staat tegen de beslissing op een verzoek om wraking geen rechtsmiddel open. Tegen de beslissing van de rechtbank van 19 april 2007 kan dan ook geen hoger beroep worden ingesteld. Daarop kan slechts een uitzondering worden gemaakt indien sprake is van evidente schending van beginselen van goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen.

In de door [appellant] aangevoerde omstandigheid dat de rechter om wiens wraking is verzocht niet is gehoord, noch in zijn stelling dat de wrakingskamer van de rechtbank niet zou hebben beschikt over het complete dossier, kan grond worden gevonden voor het oordeel dat de behandeling van het verzoek om wraking van de desbetreffende rechter heeft plaatsgevonden in strijd met de beginselen van goede procesorde dan wel met fundamentele rechtsbeginselen die een eerlijk proces waarborgen. Daarbij is van belang dat de wrakingskamer zich slechts een oordeel dient te vormen over de vraag of sprake is van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Zij is niet verplicht daarover de rechter om wiens wraking is verzocht te horen.

2.2. Gelet hierop is de Afdeling onbevoegd kennis te nemen van het hoger beroep.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart zich onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.R. Poot, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Poot
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2008

362.