Uitspraak 200704687/1


Volledige tekst

200704687/1.
Datum uitspraak: 20 februari 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op de hoger beroepen van:

1. het college van burgemeester en wethouders van Breda,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Optisport Breda B.V., gevestigd te Breda,
appellanten,

tegen de uitspraak in zaak nrs. 06/5708, 06/5709 en 06/5710 van de rechtbank Breda van 18 juni 2007 in het geding tussen:

de vereniging afdeling Regio Breda van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland, gevestigd te Breda,

en

appellant sub 1.

1. Procesverloop

Bij te onderscheiden besluiten van 14 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Breda (hierna: het college), voor zover thans van belang, besloten onder voorwaarden tot en met
31 december 2007 geen bestuurlijke dwangmaatregelen te treffen ten aanzien van het houden van evenementen zoals beurzen en (rommel)markten in het Optisport Racketcentrum Breda, het Inslag Sportcenter en het NAC-stadion te Breda (hierna: de sportcentra).

Bij uitspraak van 18 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank) het door de vereniging afdeling Regio Breda van het Koninklijk Verbond van Ondernemers in het Horeca- en Aanverwante Bedrijf Horeca Nederland (hierna: het Koninklijk Verbond) daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden besluiten herroepen.

Tegen deze uitspraak hebben het college bij brief van 6 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Optisport Breda B.V. (hierna: Optisport Breda) bij brief van 9 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 7 augustus 2007 heeft Optisport Breda haar gronden aangevuld.

Het college en Optisport Breda hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen gezonden.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 januari 2008, waar het college, vertegenwoordigd door mr. drs. E.D.M. Knegt, advocaat te Breda, en mr. drs. R.M.J.F. Meeuwis, ambtenaar in dienst van de gemeente, en Optisport Breda, vertegenwoordigd door mr. N. Kolthof, advocaat te Rotterdam, en [directeur] van Optisport Breda, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord het Koninklijk Verbond, vertegenwoordigd door ing. J.A.L. van Engelen.

2. Overwegingen

2.1. Ter zitting is komen vast te staan dat geen voornemen meer bestaat om in het NAC-stadion evenementen te houden. Het hoger beroep is in verband daarmee beperkt tot het oordeel van de rechtbank betreffende de besluiten van 14 september 2006 aangaande Optisport Breda en het Inslag Sportcenter.

2.2. Het college en Optisport Breda betogen dat de rechtbank ten onrechte het Koninklijk Verbond als belanghebbende in beroep heeft aangemerkt.

2.2.1. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.

Ingevolge artikel 1:2, derde lid, worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.

2.2.2. Ter zitting heeft het Koninklijk Verbond zich op het standpunt gesteld dat haar belang bij de besluiten van 14 november 2006 is gelegen in het nakomen van de overheid van de plicht tot naleving van wet- en regelgeving en het belang van een transparante markt. Dit betreffen echter geen belangen die het Koninklijk Verbond in het bijzonder behartigt. Ook is niet gebleken van enig rechtstreeks bij de besluiten van 14 november 2006 betrokken belang. Het Koninklijk Verbond heeft niet aannemelijk gemaakt dat de besluiten omzetverlies bij horecaondernemers in de regio Breda tot gevolg hebben en evenmin dat andere ondernemers in de regio Breda de betreffende evenementen willen en kunnen houden. Weliswaar heeft het Koninklijk Verbond ter zitting erop gewezen dat haar lid Hoeve Galderzicht te Breda in het verleden heeft getracht een tijdelijke vrijstelling te verkrijgen voor het houden van evenementen, maar niet aannemelijk is daarmee gemaakt dat dit lid nog steeds daarvoor in aanmerking wil komen.

De rechtbank heeft het Koninklijk Verbond ten onrechte als belanghebbende aangemerkt. Het betoog slaagt derhalve.

2.3. De hoger beroepen zijn gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep van het Koninklijk Verbond tegen de besluiten van 14 september 2006 alsnog niet-ontvankelijk verklaren.

2.4. Het college van burgemeester en wethouders van Breda dient ten aanzien van Optisport Breda op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de hoger beroepen gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Breda van 18 juni 2007 in zaak nrs. 06/5708, 06/5709 en 06/5710, voor zover die betrekking heeft op de besluiten van 14 september 2006 met betrekking tot het Optisport Racketcentrum Breda en het Inslag Sportcenter;

III. verklaart het bij de rechtbank door het Koninklijk Verbond ingestelde beroep tegen de onder II. bedoelde besluiten niet-ontvankelijk;

IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Breda tot vergoeding van bij Optisport Breda in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdenvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Breda aan Optisport Breda onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de gemeente Breda aan Optisport Breda het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 428,00 (zegge: vierhonderdenachtentwintig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. A.W.M. Bijloos, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Van Heusden
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 20 februari 2008

163-552.