Uitspraak 200704898/1


Volledige tekst

200704898/1.
Datum uitspraak: 13 februari 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid, gevestigd te Amsterdam,
appellant,

tegen de uitspraak in zaak nr. 05/4689 van de rechtbank Amsterdam van 31 mei 2007 in het geding tussen:

[wederpartijen],

en

appellant.

1. Procesverloop

Bij besluit van 14 januari 2005 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid (hierna: het dagelijks bestuur) geweigerd aan [wederpartijen] bouwvergunning te verlenen voor het plaatsen van twee houten balkons en buitentrappen aan de achtergevels van de woningen gelegen aan de [locaties] te Amsterdam.

Bij besluit van 16 augustus 2005 heeft het dagelijks bestuur het door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 31 mei 2007, verzonden op 5 juni 2007, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de weigering van de bouwvergunning, het besluit op bezwaar in zoverre vernietigd en het dagelijks bestuur opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen tegen de weigering van de bouwvergunning. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het dagelijks bestuur bij brief van 11 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 12 juli 2007, hoger beroep ingesteld.

[wederpartijen] hebben een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 januari 2008, waar het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. I.H. van den Berg, advocaat te Amsterdam, en [wederpartijen] zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het bouwplan waarvoor vergunning is geweigerd, behelst het realiseren van twee balkons met buitentrappen, bevestigd aan de achtergevels van de woningen ter hoogte van de eerste verdieping. De aangevraagde buitentrappen dienen ertoe om via de woonkamers op de eerste verdieping van de panden de tuinen te kunnen bereiken. Die zijn thans uitsluitend te bereiken vanuit het souterrain.

2.2. Het hoger beroep richt zich uitsluitend tegen het oordeel van de rechtbank dat een balkon met buitentrap past in de bestemming "Tuinen" van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Willemspark/Van Eeghenstraat 2002" (hierna: het bestemmingsplan) en dat het college zal moeten onderzoeken of de oppervlakte van het bouwwerk past binnen het in artikel 9 van de planvoorschriften aangegeven maximale bebouwingspercentage.

Het dagelijks bestuur betoogt dat het realiseren van balkons en buitentrappen, die aan het hoofdgebouw worden bevestigd en die een vergroting van het woongenot beogen, niet onder de doeleindenomschrijving van de bestemming "Tuinen" valt. Het stelt dat de rechtbank daarom niet had kunnen toekomen aan de vraag of het bouwplan past binnen het in artikel 9 van de planvoorschriften aangegeven maximale bebouwingspercentage.

2.3. Vaststaat dat op de gronden waarop het bouwplan is voorzien, ingevolge het bestemmingsplan de bestemming "Tuinen" rust.

Ingevolge artikel 9, eerste lid, onder 1, van de planvoorschriften zijn de gronden met deze bestemming bestemd voor:

a. tuinen;

b. bergingen;

c. voetpaden en terrassen;

d. gebouwde parkeervoorzieningen daar waar dat nader op de kaart is aangegeven;

e. ongebouwde parkeervoorzieningen daar waar dat nader op de kaart is aangegeven.

Ingevolge het tweede lid mag op de in het eerste lid genoemde gronden slechts worden gebouwd ten behoeve van de aldaar genoemde bestemming.

2.4. Uit artikel 9, eerste lid, onder 1, van de planvoorschriften volgt dat de gronden met de bestemming "Tuinen" niet zijn bestemd voor balkons en buitentrappen of daarmee vergelijkbare bouwwerken. Bovendien staan de balkons en buitentrappen blijkens de gedingstukken ten dienste van het wonen, zodat de aanvraag niet ziet op bouwen ten behoeve van de bestemming "Tuinen". De rechtbank heeft ten onrechte geoordeeld dat een balkon met buitentrap in de bestemming "Tuinen" valt en derhalve het college ten onrechte opgedragen te onderzoeken of de oppervlakte van het bouwwerk past binnen het in artikel 9 van de planvoorschriften aangegeven maximale bebouwingspercentage.

2.5. Het hoger beroep is gegrond. Nu alleen de overwegingen en niet de beslissing van de uitspraak van de rechtbank zijn aangevochten, wordt met dat oordeel volstaan. Het dagelijks bestuur dient met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling en de uitspraak van de rechtbank opnieuw op het bezwaar van [wederpartijen] te beslissen.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het hoger beroep gegrond.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. C.W. Mouton, Leden, in tegenwoordigheid van mr. D.A.B. Montagne, ambtenaar van Staat.

w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Montagne
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 februari 2008

374.