Uitspraak 200502806/1


Volledige tekst

200502806/1.
Datum uitspraak: 15 februari 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak no. 03/1460 van de rechtbank Leeuwarden van 23 februari 2005 in het geding tussen:

appellante

en

het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel (hierna: het college) afwijzend beslist op het verzoek van appellante om handhavend op te treden tegen het door [partij] gemaakte gebruik van het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel) ten behoeve van de handel in auto's.

Bij besluit van 11 november 2003 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 februari 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 30 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 28 april 2005. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 23 mei 2005 heeft [partij], die in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend. Bij brief van 21 juni 2005 heeft het college van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2005, waar appellante in persoon, bijgestaan door drs. A. Flierman, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door P. Kingma en J. Kok, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is verschenen [partij].

2. Overwegingen

2.1. Het perceel is ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Bebouwingsconcentraties buitengebied Bergum" bestemd voor "Woonhuizen klasse B".

Ingevolge artikel 4, lid A, van de planvoorschriften, voorzover van belang, zijn de op de kaart voor "Woonhuizen klasse B" aangewezen gronden bestemd voor woningen, met de daarbij behorende bijgebouwen, tuinen en/of erven, andere gebouwen en andere werken.

Ingevolge artikel 4, lid F, onder 1, van de planvoorschriften, is het in het gebied waarop deze bestemming betrekking heeft, verboden de gronden en gebouwen te gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met hetgeen hieromtrent is bepaald in deze bestemming.

2.2. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college het verzoek om handhaving van appellante terecht heeft afgewezen omdat niet is komen vast te staan dat op het perceel bedrijfsmatige verkoop van auto's aan particulieren plaatsvindt.

2.3. Appellante betoogt met succes dat de rechtbank ten onrechte tot dat oordeel is gekomen. Vaststaat dat [partij] een autohandelsbedrijf exploiteert dat is gericht op de verkoop van auto's en dat, zoals ook is vermeld op het internet en in de Gouden Gids, is gevestigd op het perceel. In zijn brief van 3 februari 2003 aan het college heeft [partij] erkend dat op het perceel maximaal 5 auto's bestemd voor de verkoop worden gestald. Ter zitting heeft hij toegelicht dat de door hem aangekochte auto's met een trailer naar het perceel worden gebracht om daar tijdelijk te worden gestald en vervolgens, doorgaans na enkele dagen, met een trailer worden vervoerd naar een garagebedrijf dat de auto's voor hem verkoopt aan particulieren, dan wel van hem koopt ten behoeve van de verkoop aan particulieren. Het gebruik van het perceel voor stalling en doorvoer van auto's ten behoeve van de verkoop aan particulieren en bedrijven, daargelaten of dat kan worden aangemerkt als detailhandel in de zin van de planvoorschriften, staat niet ten dienste van de op het perceel rustende woonbestemming en kan daarmee niet in overeenstemming worden geacht. Dat gebruik is derhalve ingevolge artikel 4, lid F, onder 1, van de planvoorschriften verboden. De omstandigheid dat het gaat om een gering aantal auto's dat wordt gestald op het achtererf, noch de omstandigheid dat deze niet ter plaatse worden verkocht, kan daaraan afdoen. Het college kan niet worden gevolgd in zijn standpunt dat het hiervoor weergegeven gebruik ruimtelijk irrelevant is.

2.4. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college zich terecht niet bevoegd heeft geacht tot handhavend optreden.

2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het beroep van appellante gegrond verklaren en het besluit van 11 november 2003 vernietigen.

2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 23 februari 2005, 03/1460;

III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel van 11 november 2003, GOW/rob 0301633;

V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Tytsjerksteradiel tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1339,34 (zegge: dertienhonderdnegenendertig euro en vierendertig cent), waarvan € 1288,00 (zegge: twaalfhonderdachtentachtig euro) is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Tytsjerksteradiel aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

VI. gelast dat de gemeente Tytsjerksteradiel aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep en het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 323,00 (zegge: driehonderddrieëntwintig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. S.J.E. Horstink-von Meyenfeldt, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Willems
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 15 februari 2006

412.