Uitspraak 200703349/1


Volledige tekst

200703349/1.
Datum uitspraak: 30 januari 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak nr. 06/2231 van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 april 2007 in het geding tussen:

appellant

en

de minister van Justitie.

1. Procesverloop

Bij brief van 21 november 2005 heeft de Raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch aan [appellant] meegedeeld dat hij niet wordt ingeschreven in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers (hierna: het kwaliteitsregister) als tolk voor de talen Engels, Arabisch (Marokkaans) en Arabisch (Algerijns).

Bij besluit van 9 februari 2006 heeft de minister van Justitie (hierna: de minister) het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond en gedeeltelijk ongegrond verklaard, de beslissing van 21 november 2005 herroepen voor zover daarbij de inschrijving voor de taal Engels is geweigerd en [appellant] voorlopig ingeschreven in het kwaliteitsregister als tolk Engels.

Bij uitspraak van 3 april 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief van 11 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 22 mei 2007. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 5 juli 2007 heeft de minister een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 november 2007, waar [appellant] in persoon, en de minister, vertegenwoordigd door mr. W.M. Garnier, ambtenaar in dienst van het ministerie, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt onder besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.

Ingevolge artikel 1 van de Tijdelijke regeling houdende machtiging van de Raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch tot het beheer van het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers (hierna: de tijdelijke regeling) wordt de Raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch gemachtigd tot het beheer van het kwaliteitsregister.

2.2. De rechtbank heeft overwogen dat een publiekrechtelijke grondslag voor de door [appellant] gevraagde opname in het kwaliteitsregister ontbreekt zodat de minister geen bevoegdheid toekomt om op dat verzoek een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb te nemen en om die reden de inhoud van de brief van 21 november 2005, die niet op enig rechtsgevolg is gericht, niet als zodanig kan worden aangemerkt.

2.3. [appellant] betoogt onder meer dat de brief van 21 november 2005 wel een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb is.

2.4. Vaststaat dat de publiekrechtelijke grondslag van de beslissing van 21 november 2005 (hierna: de beslissing) niet is terug te voeren op enig daartoe bij algemeen verbindend voorschrift aan de minister of de Raad voor rechtsbijstand 's-Hertogenbosch verleende bevoegdheid. De tijdelijke regeling kan niet als zodanig worden gekwalificeerd, nu deze niet is gebaseerd op een wettelijk voorschrift en voorts slechts een machtiging tot beheer van het kwaliteitsregister inhoudt.

Op 14 december 2004 heeft de regering echter een voorstel van wet ingediend, houdende regels inzake beëdiging, kwaliteit en integriteit van beëdigde vertalers en van gerechtstolken die werkzaam zijn binnen het domein van justitie en politie (Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers; Kamerstukken II 2004/2005, 29 936, nr. 2; hierna: het wetsvoorstel). Het wetsvoorstel strekt tot het instellen van een register voor gerechtstolken en beëdigd vertalers en de introductie van een afnameplicht voor de gerechten, het openbaar ministerie, de Immigratie- en Naturalisatiedienst, de politie en de Koninklijke Marechaussee om in het kader van het strafrecht en het vreemdelingenrecht enkel gebruik te maken van gerechtstolken en beëdigd vertalers die in het register staan ingeschreven.

Uit de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel blijkt (Kamerstukken II 2004/2005, 29 936, nr.3, blz. 4) dat met het instellen van het register de kwaliteit en de integriteit van tolken die optreden ten behoeve van bovengenoemde instanties kan worden gewaarborgd. Teneinde inzichtelijk te maken welke tolken en vertalers aan de uniforme kwaliteitseisen voldoen, is, vooruitlopend op inwerkingtreding van de Wet gerechtstolken en beëdigde vertalers (hierna: de Wgbv), het kwaliteitsregister ingesteld.

De Afdeling is anders dan de rechtbank, van oordeel dat hierin een publiekrechtelijke grondslag voor de beslissing is gelegen.

2.5. De Afdeling overweegt dat een beslissing rechtsgevolg heeft, indien zij er op is gericht een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen, dan wel de juridische status van een persoon of een zaak vast te stellen.

Dienaangaande heeft de minister in het verweerschrift van 5 juli 2007 het volgende opgemerkt: "Het huidige registratiebeleid is erop gericht om vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel beëdigde tolken en vertalers tot registratie te komen. Volgens het wetsvoorstel worden tolken die op het moment van inwerkingtreding van de wet definitief zijn ingeschreven in het register van het KTV (Kwaliteitsregister Tolken en Vertalers) na overlegging van een verklaring omtrent het gedrag en het afleggen van de eed of belofte van rechtswege aangemerkt als beëdigd tolk in de zin van de wet. Een dergelijke aanspraak kent het wetsvoorstel niet toe aan de op het moment van inwerkingtreding als voorlopig geregistreerde tolk. De dossiers van alle voorlopig geregistreerde tolken en vertalers zullen worden beoordeeld aan de hand van de nieuwe wettelijke criteria."

Deze overwegingen stellen buiten twijfel dat een beslissing als in dit geding aan de orde, op rechtsgevolg gericht is. Hiermee wordt immers beoogd vast te stellen of een tolk onder de vigeur van de voorgestelde wet, waarvan de inwerkingtreding is voorzien per 1 juli 2008, al dan niet van rechtswege wordt aangemerkt als beëdigd tolk in de zin van die wet. De rechtbank heeft dan ook ten onrechte geoordeeld dat de beslissing niet is gericht op enig rechtsgevolg.

2.6. Gezien het vorenstaande heeft de rechtbank ten onrechte geoordeeld dat de brief van 21 november 2005 geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb is.

2.7. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

2.8. Nu er in verband met de behandeling van het hoger beroep geen proceskosten zijn gemaakt, zal de rechtbank over de vergoeding daarvan niet hoeven te beslissen.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 3 april 2007 in zaak nr. 06/2231;

III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;

IV. gelast dat de Staat der Nederlanden (het Ministerie van Justitie) aan appellant het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 214,00 (zegge: tweehonderdveertien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. B. van Wagtendonk en mr. D. Roemers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W. van Hardeveld, ambtenaar van Staat.

w.g. Slump w.g. Van Hardeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 30 januari 2008

312.