Uitspraak 200702752/1


Volledige tekst

200702752/1.
Datum uitspraak: 23 januari 2008

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Goes,
appellant,

tegen de uitspraak in zaak no. 06/1030 van de rechtbank Middelburg van 20 maart 2007 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

appellant.

1. Procesverloop

Bij besluit van 13 januari 2006 heeft appellant (hierna: het college), voor zover thans van belang, aan Gerechtsdeurwaarderskantoor Zeeland (hierna: het deurwaarderskantoor) vergunning verleend voor het aanbrengen van een reclamebord met een omvang van 5,00 bij 0,50 bij 0,01 meter aan de gevel van het pand aan de Westsingel 132 te Goes.

Bij besluit van 4 augustus 2006 heeft het college het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 20 maart 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief van 17 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 14 mei 2007 heeft [wederpartij] een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 september 2007, waar het college, vertegenwoordigd door ing. M. Vanhommerig, en [wederpartij], bijgestaan door mr. M.J.A. Arts, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet wordt voor de toepassing van het bij of krachtens deze wet bepaalde, voor zover thans van belang, onder bouwen verstaan, het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

Ingevolge artikel 40, eerste lid, van de Woningwet is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (bouwvergunning).

Ingevolge artikel 4.7.2, eerste lid, van de Algemene plaatselijke verordening Goes (hierna: de APV) is het de rechthebbende op een onroerende zaak, alsmede de hoofdgebruiker van dat goed verboden om zonder vergunning van burgemeester en wethouders deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is.

Ingevolge het derde lid, voor zover thans van belang, geldt het in het eerste lid gestelde verbod niet voor zover de Woningwet van toepassing is.

Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, kan een vergunning bedoeld in het eerste lid worden geweigerd indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

2.2. Het college bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat de vergunning ten aanzien van het plaatsen van het reclamebord op grond van de APV onbevoegdelijk is verleend omdat de Woningwet van toepassing is en een bouwvergunning op grond van artikel 40 van die wet is vereist. Het college betoogt dat het onderhavige reclamebord niet kan worden aangemerkt als een constructieve voorziening, zodat van bouwen geen sprake is.

2.2.1. In verband met artikel 4.7.2, derde lid, van de APV staat ter beoordeling of sprake is van bouwen in de zin van de Woningwet.

De Afdeling gaat er voor de beoordeling van dit geschil van uit dat, zoals het college in hoger beroep heeft verklaard, de vergunning voor de zijde van de Middelburgsestraat is verleend voor een reclamebord, dat bestaat uit één plaat van 5,00 meter breed en 0,50 meter hoog, een dikte heeft van 1 centimeter en dat door middel van een aantal schroeven direct tegen de gevel wordt aangebracht (hierna: het reclamebord). Anders dan de rechtbank en met het college is de Afdeling van oordeel dat het aanbrengen van het reclamebord aan de gevel in dit geval niet kan worden aangemerkt als bouwen in evenbedoelde zin. Van belang daarbij is de wijze van bevestiging van het reclamebord tegen de gevel, zonder bijzondere constructieve voorzieningen, en de geringe dikte van de plaat. Van bouwen in de zin van de Woningwet is sprake als het een omvangrijker constructie betreft, zoals bijvoorbeeld het geval is bij het bevestigen van lichtreclamebakken of reclamezuilen aan een gevel. De conclusie is dat het college er terecht van is uitgegaan dat voor het aanbrengen van het reclamebord vergunning op grond van artikel 4.7.2, eerste lid, van de APV was vereist. Het betoog van het college treft derhalve doel. Gelet op het navolgende leidt dit echter niet tot gegrondverklaring van het hoger beroep.

2.3. Gelet op hetgeen onder 2.2.1. is overwogen, is de rechtbank ten onrechte slechts ten overvloede toegekomen aan de beroepsgronden van [wederpartij] met betrekking tot - onder meer - de Welstandsnota Goes van juli 2004 (hierna: de welstandsnota). De Afdeling overweegt te diens aanzien als volgt. Zoals hiervoor overwogen is voor het aanbrengen van het reclamebord vergunning vereist op grond van artikel 4.7.2, eerste lid, van de APV. Ingevolge het vierde lid van die bepaling kan vergunning worden geweigerd indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Ter invulling van dit criterium heeft de raad van de gemeente Goes de welstandsnota vastgesteld. De welstandscommissie van de gemeente Goes, die haar adviezen baseert op deze nota, heeft positief geadviseerd ten aanzien van het reclamebord. De welstandscommissie heeft overwogen dat, nu zich ter plaatse naast woningen ook kantoren en bedrijven bevinden, niet alleen toetsing aan de in de welstandsnota genoemde criteria voor reclame in woongebieden in de rede ligt, maar ook aan de daarin opgenomen criteria voor de binnenstad en bedrijventerreinen. Het college heeft in het besluit op bezwaar, onder verwijzing naar het welstandsadvies, geconcludeerd dat het reclamebord niet zodanig onaanvaardbare gevolgen heeft voor de omgeving, dat de vergunning niet kon worden verleend.

2.4. Volgens hoofdstuk 4.2.3 van de welstandsnota (reclame-uitingen) wordt ten aanzien van de welstandscriteria voor reclame onderscheid gemaakt tussen vijf gebieden: de historische kern van Goes, woongebieden, bedrijventerreinen, sportterreinen en het buitengebied. De maximale oppervlakte van reclame-uitingen in een woongebied bedraagt 0,50 m2. Voor de historische kern van Goes wordt voor de welstandscriteria verwezen naar het Kwaliteitshandboek Binnenstad Goes en voor bedrijventerreinen is ten aanzien van de maatvoering van reclame-uitingen bepaald dat gevelreclames evenwijdig aan de gevel niet breder dan 30% van de gevelbreedte mogen zijn en de hoogte in verhouding met de hoogte van het gebouw moet zijn tot maximaal 0,75 meter. Gevelreclames loodrecht op de gevel mogen maximaal 1,00 bij 1,00 bij 0,25 meter zijn.

In dit geval betreft het een hoekpand met daarin, naast het deurwaarderskantoor, enkele woningen. Niet in geschil is dat in het gebied waarin het pand is gelegen zich voornamelijk woningen bevinden. Evenmin is in geschil dat er ook een aantal winkels en enige bedrijven zijn gevestigd.

Vaststaat dat vergunning is verleend voor een reclamebord met een oppervlakte van 2,50 m2, derhalve vijf maal de toegestane maximale oppervlakte voor woongebieden. Hoewel aan het college kan worden toegegeven dat het reclamebeleid in de welstandsnota, gelet ook op daarin opgenomen globale gebiedsindeling, er op zich niet aan in de weg staat dat welstandscriteria voor de verschillende gebieden in voorkomend geval met elkaar worden gecombineerd, is de Afdeling van oordeel dat de welstandsnota geen basis biedt voor een zo aanzienlijke overschrijding van de oppervlaktenorm voor woongebieden als hier is vergund. Het gaat immers om een gebied dat op zichzelf moet worden aangemerkt als overwegend woongebied, waarin de welstandsnota normaliter alleen een bescheiden reclameaanduiding aanvaardbaar acht. De overschrijding van deze norm voor woongebieden is zodanig, dat redelijkerwijs niet kan worden staande gehouden dat de kenmerken van het gebied de conclusie rechtvaardigen dat het vergunde reclamebord als passend binnen het welstandsbeleid is aan te merken. Hieruit volgt dat het college de gevraagde vergunning in redelijkheid niet, onder verwijzing naar het advies van de welstandscommissie, heeft kunnen verlenen. De rechtbank heeft derhalve terecht, zij het op andere gronden, het besluit van 4 augustus 2006 vernietigd.

2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient met verbetering van gronden te worden bevestigd. Het college dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak.

2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Goes tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Goes aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. bepaalt dat van gemeente Goes een griffierecht van € 428,00 (zegge: vierhonderdachtentwintig euro) wordt geheven.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr. I.A. Molenaar, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Molenaar
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2008

369-538.