Uitspraak 200502322/1


Volledige tekst

200502322/1.
Datum uitspraak: 1 februari 2006

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te [woonplaats],

en

het college van burgemeester en wethouders van Venlo,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 9 november 2004 heeft verweerder aan appellant een last onder dwangsom opgelegd. De dwangsom is vastgesteld op € 5.000,00 ineens, indien niet binnen vier weken na bekendmaking van het besluit een akoestisch rapport als bedoeld in artikel 6, vierde lid, van het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer (hierna: het Besluit) is overgelegd.

Bij besluit van 1 februari 2005 heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 16 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 18 mei 2005.

Bij brief van 10 mei 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 november 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en verweerder, vertegenwoordigd door mr. E. Schreur, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. In artikel 6, vierde lid, van het Besluit is - voor zover hier van belang - bepaald dat indien de melding betrekking heeft op een inrichting die gelegen is binnen een afstand van 50 meter van een woning van derden of andere geluidgevoelige bestemmingen, bij de melding tevens een rapportage van een akoestisch onderzoek wordt gevoegd.

In artikel 1, onder h, van het Besluit wordt - voor zover hier van belang - als woning aangemerkt: een gebouw of gedeelte van een gebouw dat voor bewoning wordt gebruikt.

2.2. Appellant voert dat verweerder geen akoestisch rapport van hem had mogen verlangen. Hij betoogt in dit verband dat de gebouwen die als woning worden gebruikt en binnen een afstand van 50 meter rond de inrichting liggen, in strijd met het bestemmingsplan als woning worden gebruikt. Verweerder was daarom volgens appellant niet bevoegd om handhavend op te treden. Verder betoogt appellant dat verweerder, zo hij al bevoegd was om handhavend op te treden, in dit geval had moeten afzien van het opleggen van de last onder dwangsom.

2.3. Vast staat dat ten tijde van het nemen van het primaire besluit van 9 november 2004 binnen een afstand van 50 meter van de inrichting gebouwen lagen die als woning werden gebruikt. Appellant diende derhalve bij de bovengenoemde melding een akoestisch rapport te voegen. Nu hij dit niet heeft gedaan, heeft hij in strijd met artikel 6, vierde lid, van het Besluit gehandeld en was verweerder bevoegd om met bestuurlijke handhavingsmiddelen op te treden. Dat de bewoning in strijd met het bestemmingsplan geschiedt, kan hieraan niet afdoen.

2.4. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.

2.4.1. Appellant heeft bij brief van 7 januari 2005 een concept van het akoestisch rapport aan verweerder aangeboden. Verder heeft verweerder bij besluit van 9 oktober 2004 de bewoners van de panden [locatie a] en [locatie b] een last onder dwangsom opgelegd wegens het illegaal gebruik van die gebouwen als woning. Dit betekent dat ten tijde van het bestreden besluit er van uit kon worden gegaan dat binnen een voorzienbare redelijke termijn de bewoning van die gebouwen zou worden beëindigd en er dan geen gebouwen meer bewoond worden in een straal van 50 meter rond de inrichting. Dan zal geen akoestisch rapport meer vereist zijn en de overtreding zijn beëindigd. Het bestreden besluit geeft er geen blijk van dat verweerder deze omstandigheden in zijn besluitvorming heeft betrokken. Het bestreden besluit wordt derhalve niet gedragen door een deugdelijke motivering en dient wegens strijd met artikel 7:12 te worden vernietigd.

2.5. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Venlo van 1 februari 2005, kenmerk COBMJ / 04-28769;

III. gelast dat de gemeente Venlo aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 138,00 (zegge: honderdachtendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van Staat.

w.g. Hennekens w.g. Van Helvoort
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2006

361.