Uitspraak 200703122/1


Volledige tekst

200703122/1.
Datum uitspraak: 12 december 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de stichting "Stichting Ruimtelijke Ordening en Milieu", gevestigd te Hengelo,
appellante,

en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 30 maart 2007 heeft verweerder aan AMHA-beheer BV een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer verleend voor het veranderen van een inrichting, gelegen aan de Buitenhaven O.Z. 12 te Almelo. Dit besluit is op 11 april 2007 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 2 mei 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 november 2007, waar verweerder, vertegenwoordigd door dr. mr. G.J.J. van den Hof, is verschenen. Appellante is niet ter zitting verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Appellante voert aan dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet milieubeheer, nu verweerder de door haar over het ontwerp van het besluit ingebrachte zienswijze niet heeft betrokken bij de beslissing omtrent vergunningverlening.

2.2. Ingevolge artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet milieubeheer, voor zover thans van belang, betrekt het bevoegd gezag bij de beslissing op de aanvraag in ieder geval de voor het einde van de in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn overeenkomstig artikel 3:15 van die wet naar voren gebrachte zienswijzen.

2.3. Vaststaat dat appellante binnen de in artikel 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht bedoelde termijn een zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 van die wet naar voren heeft gebracht. Vaststaat verder dat deze zienswijze door een fout in de organisatie van verweerder niet bij de behandelend ambtenaar bekend was toen het bestreden besluit werd genomen, als gevolg waarvan de zienswijze niet bij de beslissing omtrent vergunningverlening is betrokken. Gelet hierop, is het bestreden besluit in strijd met artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wet milieubeheer.

2.4. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.

2.5. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 30 maart 2007, kenmerk 2007/0189612;

III. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij appellante in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Overijssel aan appellante onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

IV. gelast dat de provincie Overijssel aan appellante het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,00 (zegge: tweehonderdvijfentachtig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, Voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Van Grinsven
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2007

462.