Uitspraak 200705016/2


Volledige tekst

200705016/2.
Datum uitspraak: 27 september 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:

het college van burgemeester en wethouders van Middelburg,
verzoeker,

tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/785 van de rechtbank Middelburg van 7 juni 2007 in het geding tussen:

[wederpartij],

en

verzoeker.

1. Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2006 heeft verzoeker geweigerd afschriften te verstrekken van documenten die betrekking hebben op een klacht bij de Europese Commissie over de aanbesteding van de bouw van het stadskantoor van Middelburg.

Bij besluit van 29 mei 2006 heeft verzoeker het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 7 juni 2007, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven voor zover het betreft de documenten 9 tot en met 14, 16, 16.1 en 16.2, en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak voor zover het betreft de documenten 1 tot en met 8, 15, 16.3 en 16.4.

Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 17 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 augustus 2007, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag. Bij laatstgenoemde brief heeft verzoeker tevens de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 september 2007, waar verzoeker, vertegenwoordigd door mr. drs. B.F.T. de Moor, advocaat te Middelburg, en [wederpartij], vertegenwoordigd door mr. S.G.J. Smallegange, advocaat te Rotterdam, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.2. Het verzoek strekt ertoe dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat verzoeker in afwachting van de uitspraak op het door hem ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan de in hoger beroep bestreden uitspraak. Verzoeker heeft gesteld belang te hebben bij toewijzing van het verzoek omdat hij, gelet op de stellige bewoordingen van de aangevallen uitspraak, opnieuw beslissend op het bezwaar van [wederpartij] (delen van) documenten openbaar zal moeten maken waarvan openbaarmaking naar zijn mening ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur achterwege dient te blijven. Nu niet op voorhand buiten twijfel is dat de aangevallen uitspraak in hoger beroep geheel in stand zal blijven en ter zitting niet is gebleken van zodanige belangen van [wederpartij] dat de uitspraak van de bodemprocedure niet kan worden afgewacht, ziet de Voorzitter aanleiding om het verzoek toe te wijzen.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat verzoeker geen nieuwe beslissing op het bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat.

w.g. Claessens w.g. Mathot
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 27 september 2007

413.