Uitspraak 200700386/1


Volledige tekst

200700386/1.
Datum uitspraak: 18 juli 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in zaak no. WOB 06/851 van de rechtbank Rotterdam van 29 november 2006 in het geding tussen:

appellant

en

de Minister van Buitenlandse Zaken.

1. Procesverloop

Bij besluit van 22 november 2005 heeft de Minister van Buitenlandse Zaken (hierna: de minister) het verzoek van appellant om openbaarmaking van de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan de in het kader van een asielprocedure opgemaakte individuele ambtsberichten van 5 februari 2002 en 20 mei 2005 gedeeltelijk ingewilligd.

Bij besluit van 17 januari 2006 heeft de minister het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 29 november 2006, verzonden op 4 december 2006, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 15 januari 2007, bij de Raad van State ingekomen op 16 januari 2007, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 29 januari 2007 heeft de minister van antwoord gediend.

Bij brief van 20 februari 2007 heeft appellant de toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 juni 2007, waar de minister, vertegenwoordigd door mr. P.C.T.M. van Eeuwijk, werkzaam op het ministerie, is verschenen. Appellant is, met kennisgeving, niet verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Ingevolge artikel 10, tweede lid, van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: de Wob), voor zover thans van belang, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege, voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:

[…]

d. inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;

e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;

[…]

g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.

2.2. Bij besluit van 17 januari 2006 heeft de minister zijn besluit van 22 november 2005 gehandhaafd om een aantal passages uit de stukken die ten grondslag hebben gelegen aan twee individuele ambtsberichten die zijn opgemaakt in het kader van de asielaanvraag van appellant, niet openbaar te maken. De minister heeft zich daarbij beroepen op de belangen gediend met bronbescherming en bescherming van onderzoeksmethoden en -technieken.

2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank haar uitspraak nader had dienen te motiveren. Uit de uitspraak komt niet naar voren waarom de belangen van appellant bij openbaarmaking van de gevraagde passages niet zwaarder wegen dan de belangen bij geheimhouding hiervan, aldus appellant.

2.3.1 De Afdeling deelt dit standpunt niet. De rechtbank heeft deugdelijk gemotiveerd waarom de minister in redelijkheid openbaarmaking van de gevraagde passages heeft kunnen weigeren. Het betoog van appellant faalt derhalve.

2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Voorzitter, en mr. A.W.M. Bijloos en mr. G.J. van Muijen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. de Leeuw-van Zanten, ambtenaar van Staat.

w.g. Lubberdink w.g. De Leeuw-van Zanten
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 18 juli 2007

176-546.