Uitspraak 200609384/1 en 200609384/2


Volledige tekst

200609384/1 en 200609384/2.
Datum uitspraak: 3 juli 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:

[appellanten], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak in de zaken nos. 06/632 en 06/3625 van de rechtbank Breda van 22 november 2006 in het geding tussen:

appellanten en anderen

en

het college van burgemeester en wethouders van Tilburg.

1. Procesverloop

Op 11 mei 2005 is ten behoeve van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fresh Ideas Beheer B.V. van rechtswege een bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van 37 studentenwoningen aan de Koestraat 67 t/m 73a te Tilburg.

Bij besluit van 21 oktober 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Tilburg (hierna: het college) aan Fresh Ideas Beheer B.V. een bouwvergunning tweede fase voor het bouwplan verleend.

Bij besluit van 20 december 2005 heeft het college, voor zover van belang, de tegen de bouwvergunning eerste fase gemaakte bezwaren ongegrond verklaard en alsnog ontheffing van de bouwverordening verleend.

Bij besluit van 11 mei 2006 heeft het college, voor zover van belang, de tegen het besluit van 21 oktober 2005 gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 22 november 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Breda (hierna: de rechtbank), voor zover van belang, de daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 21 december 2006, bij de Raad van State ingekomen op 28 december 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 27 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 30 mei 2007, hebben appellanten de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Bij brief van 2 maart 2007 heeft de commanditaire vennootschap Hilva Mondriaan Koestraat C.V., rechtsopvolger van Fresch Ideas Beheer B.V., die in de gelegenheid is gesteld om aan het geding deel te nemen, een reactie ingediend.

Bij brief van 7 maart 2007 heeft het college van antwoord gediend.

De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juni 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door J.A.C.M. van Beers, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. J.M.B. van Overdijk, ambtenaar van de gemeente, is verschenen. Voorts is daar gehoord Hilva Mondriaan Koestraat C.V., vertegenwoordigd door mr. P.L.J.M. van Dun, advocaat te Tilburg.

2. Overwegingen

2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.

2.2. Het bouwplan betreft het oprichten van een gebouw waarin 37 studentenwoningen worden gerealiseerd.

2.3. De rechtbank heeft terecht in aanmerking genomen dat, gelet op artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht, eventuele aan het primaire besluit klevende gebreken bij de beslissing op bezwaar kunnen worden hersteld. Het betoog van appellanten dat de rechtbank heeft miskend dat op 11 mei 2005 geen sprake was van een positief welstandsadvies en geen ontheffing van de bouwverordening was verleend, leidt daarom niet tot het daarmee beoogde doel, nu deze gebreken bij het besluit van 20 december 2005 zijn hersteld.

2.4. Anders dan appellanten betogen staat het voor het betrokken gebied genomen voorbereidingsbesluit niet in de weg aan het verlenen van de gevraagde bouwvergunning. Het voorbereidingsbesluit is eerst na het binnenkomen van de aanvraag voor de bouwvergunning eerste fase van kracht geworden. Van een aanhoudingsplicht als bedoeld in artikel 50, eerste lid, van de Woningwet is geen sprake.

2.5. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich in redelijkheid bij het besluit van 20 december 2005 op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand onder verwijzing naar het advies van de welstandscommissie van 8 juni 2005 en naar de bevestiging van dat advies op 14 september 2005 door de welstandscommissie in het kader van de heroverweging naar aanleiding van de ingediende bezwaren. Daarbij heeft zij met juistheid in aanmerking genomen dat appellanten geen tegenadvies van een andere deskundig te achten persoon of instantie hebben overgelegd dat het college aanleiding zou moeten geven om van het advies van de welstandscommissie af te wijken.

2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevochten, te worden bevestigd.

2.7. Gelet hierop, bestaat aanleiding het verzoek af te wijzen.

2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. bevestigt de aangevallen uitspraak;

II. wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Duursma, ambtenaar van Staat.

w.g. Claessens w.g. Duursma
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2007

378