Uitspraak 200607641/1


Volledige tekst

200607641/1.
Datum uitspraak: 13 juni 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], allen wonend te [woonplaats],

en

het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2006 heeft de gemeenteraad van Twenterand, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 10 januari 2006, het bestemmingsplan "Vroomshoop-Oost, partiële herziening Oranjestraat" vastgesteld.

Verweerder heeft bij zijn besluit van 22 augustus 2006, kenmerk RWB/2006/776, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 18 oktober 2006, bij de Raad van State ingekomen op 19 oktober 2006, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 15 november 2006.

Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Voor afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van het gemeentebestuur van Twenterand en [partij], die als partij tot het geding is toegelaten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2007, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. M. Bekooy, advocaat te Enschede, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. G. Rooks, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de gemeenteraad van Twenterand, vertegenwoordigd door F. Becker en J. van Beesten-Heuver, wethouder respectievelijk ambtenaar van de gemeente, en [partij] vertegenwoordigd door mr. J.H.B. Averdijk, advocaat te Enschede.

2. Overwegingen

Overgangsrecht

2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.

Toetsingskader

2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.

Standpunt van appellanten

2.3. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Zij voeren hiertoe aan dat het plan in strijd is met het gemeentelijk beleid inzake het bebouwen van open plekken in bestaande lintbebouwing. Zij zijn van mening dat het plangebied voldoet aan de definitie van een open plek zodat het gemeentelijk beleid van toepassing is en het plan ten onrechte hiervan afwijkt, nu dit plan niet voldoet aan de criteria voor afwijking van het gemeentelijk 'open plekken' beleid. Dat de bouw van drie woningen langs de langzaamverkeersroute de sociale veiligheid ten goede komt, levert volgens appellanten geen voldoende rechtvaardiging op voor afwijking van het gemeentelijk beleid. Appellanten zijn van mening dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom in onderhavige situatie mag worden afgeweken van het gemeentelijk planologisch beleid. Voorts voeren appellanten aan dat de bouw van de drie woningen op korte afstand van de achtergevels en tuinen van de woningen aan de Oranjestraat zal leiden tot aantasting van woongenot en privacy. Tenslotte menen appellanten dat de langzaamverkeersroute in strijd is met het gemeentelijk verkeersbeleid en afbreuk zal doen aan de verkeersveiligheid, nu het beoogde fietspad uitkomt op de smalle en drukke Oranjestraat.

Standpunt van verweerder

2.4. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft het plan goedgekeurd. Verweerder meent dat de bouw van drie woningen past binnen het gemeentelijk beleid. Verweerder merkt daartoe op dat de gemeenteraad het plan heeft getoetst aan de beleidsregels voor open plekken en heeft geconcludeerd dat dit beleid niet van toepassing is op de kavel waarop de woningen worden gebouwd, vanwege de drie redenen genoemd in de plantoelichting. Verweerder vindt het standpunt van de gemeenteraad dat bouw van de woningen nodig is uit oogpunt van de sociale veiligheid niet onredelijk en is van mening dat sociale veiligheid wel degelijk een aspect is dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening een rol speelt. Sociale veiligheid draagt bij aan de leefbaarheid van de woonwijk en de omgeving en maakt in dit plan aldus onderdeel uit van een integrale ruimtelijke afweging. Verweerder is van mening dat de woningen stedenbouwkundig gezien deel uitmaken van het plangebied van het bestemmingsplan "Vroomshoop-Oost". Voorts meent verweerder dat nut en noodzaak van een langzaamverkeersroute tussen de woonwijk Vroomshoop-Oost en de Oranjestraat zijn aangetoond, nu in de woonwijk veel jonge gezinnen wonen en aan de Oranjestraat twee huisartsenpraktijken en een school gelegen zijn. Wat betreft de verkeersveiligheid wijst verweerder erop dat de Oranjestraat een 30-kilometerweg is met verkeersdrempels en wegversmallingen. Tenslotte meent verweerder dat het woongenot en de privacy van appellanten niet in onevenredige mate zullen worden aangetast.

Vaststelling van de feiten

2.5. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.

2.5.1. Het plan voorziet in de aanleg van een langzaamverkeersroute tussen de Oranjestraat en het nieuwe woongebied Vroomshoop-Oost, alsmede de bouw van drie woningen aan de noordelijke zijde van deze route.

2.5.2. Het doel van het plan is de onvolkomenheden in het bestemmingsplan "Vroomshoop-Oost" zoals die zijn aangeduid in de uitspraak van de Afdeling van 11 december 2002 te corrigeren. Op 20 november 2001 heeft verweerder goedkeuring onthouden aan het plandeel waar de langzaamverkeersroute zich bevindt en het deelgebied waar drie woningen zijn gepland, omdat de aanduiding en daarbij behorende verwijzing naar het planvoorschrift tot misverstanden kan leiden en op de plankaart een profielaanduiding ontbreekt. Daarbij heeft verweerder tevens overwogen dat ter plaatse een langzaamverkeersroute nodig is en de bouw van enkele woningen langs deze route vanuit het belang van sociale veiligheid toelaatbaar is. Door enkel goedkeuring te onthouden wegens mogelijke misverstanden en het ontbreken van een profielaanduiding is dit besluit vernietigd vanwege een ondeugdelijke motivering. Gelet op het beleid van de gemeente heeft verweerder naar het oordeel van de Afdeling in haar evengenoemde uitspraak onvoldoende gemotiveerd of de bouw van deze drie woningen al dan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en of het belang van de sociale veiligheid prevaleert boven het belang van het behoud van de openheid van de oude dorpskern.

2.5.3. Blijkens de toelichting voorziet dit plan in een gewijzigde planologische regeling, waarbij rekenschap wordt gegeven van de bovenstaande overwegingen van de Afdeling.

Blijkens paragraaf 2.1.2 van de plantoelichting is de aanleg van een langzaamverkeersroute noodzakelijk voor de ontsluiting voor langzaam verkeer van de woonwijk Vroomshoop-Oost met het bestaande stedelijk gebied. De route verbindt het nieuwe woongebied met de Oranjestraat, waaraan de basisschool en de praktijkruimten van twee huisartsen en één tandarts zijn gevestigd. Vanaf de Oranjestraat is het aan de overzijde van het kanaal gelegen centrum van Vroomshoop via twee bruggen bereikbaar. Aldus vervult de langzaamverkeersroute een belangrijke functie in het voorkomen van een geïsoleerde ligging van de nieuwe woonwijk.

Blijkens paragraaf 2.2.2 van de plantoelichting is het in het kader van sociale veiligheid noodzakelijk dat aan de langzaamverkeersroute de bouw van enkele woningen mogelijk wordt gemaakt. De in het plan voorziene mogelijkheden zullen niet leiden tot een onaanvaardbare aantasting van de karakteristieke lintbebouwings- en verkavelingsstructuur, noch van privacy of woongenot.

Blijkens paragraaf 2.2.3 van de plantoelichting moet de bouw van drie woningen getoetst worden aan de beleidsregels over open plekken die de gemeenteraad op 28 maart 2002 heeft vastgesteld. In verband daarmee wordt het volgende opgemerkt:

"- In het 'open plekken' beleid is een beschrijving opgenomen van de definitie van een open plek. Een open plek is 'een onbebouwd open terrein gelegen binnen de contouren van de op historische grondslag gegroeide bebouwde kom en waar geen rechtsgeldige bouwtitel op rust'.

Op de kavel waar de drie woningen worden gesitueerd staan in de lintbebouwing aan de Oranjestraat reeds twee woningen [nr…]. Op de naastgelegen kavel [nr…] ligt in het vigerende bestemmingsplan Vroomshoop Zuid-Oost reeds een ononderbroken bouwstrook, zodat ook daar woningbouw al mogelijk is. Er is hier derhalve geen sprake van een open plek in de zin van de beleidsregels ten aanzien van open plekken. De nieuw te bouwen woningen worden niet aan de Oranjestraat in het lint gebouwd, maar op het perceel gelegen op ongeveer 18 meter achter de achtergevel van de woningen Oranjestraat […].

- Uit het Raadsbesluit van vaststelling van de beleidsregels blijkt dat planmatig tot stand gekomen woongebieden buiten beschouwing blijven. De drie woningen behoren bij de planvorming van Vroomshoop-Oost en vallen ook in dat opzicht derhalve niet onder de genoemde beleidsregels.

- Onverlet het gegeven dat de beleidregels met betrekking tot open plekken hier niet van toepassing zijn, is daarin ook aangegeven dat - in afwijking van de kernen als Den Ham, Vriezenveen en de Pollen - voor Vroomshoop in beginsel wel mogelijkheden worden geboden voor het bouwen op open plekken. Voor Vroomshoop wordt dus een enigszins ruimer beleid gevoerd dan de uitdrukkelijk "gevrijwaarde" delen van de gemeente.

Conclusie is dat de beleidsregels ten aanzien van het bouwen op open plekken, die op 28 maart 2002 zijn vastgesteld door de gemeenteraad, niet van toepassing zijn op de kavel waar de drie woningen worden gebouwd."

Het oordeel van de Afdeling

2.6. Wat betreft het bezwaar van appellanten dat het plan strijdig is met het gemeentelijk beleid ten aanzien van 'open plekken' overweegt de Afdeling het volgende. Zoals onder 2.5.3. weergegeven, is in de plantoelichting gemotiveerd aangegeven waarom de voorziene bouw van drie woningen niet in strijd is met het 'open plekken' beleid van de gemeente, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 maart 2002. Op grond hiervan heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bouw van de woningen past binnen het beleid. Ter zitting is bovendien gebleken dat reeds bij de vaststelling van het 'open plekken' beleid, in de inspraakfase, door de gemeenteraad is gesteld dat dit beleid geen betrekking heeft op het gebied, waarop de drie te bouwen woningen zijn voorzien. Voorts neemt de Afdeling in aanmerking dat de nieuw te bouwen woningen niet aan de Oranjestraat in het lint worden gebouwd, maar op het perceel gelegen achter twee bestaande woningen aan de Oranjestraat. De langzaamverkeersroute waarlangs de woningen worden gebouwd, verbindt de Oranjestraat met de nieuwe woonwijk, waardoor het ook niet onredelijk is de woningen in stedenbouwkundig opzicht te zien als behorend bij de nieuwe woonwijk Vroomshoop-Oost.

2.6.1. Blijkens de toelichting wordt met de langzaamverkeersroute beoogd de nieuwe woonwijk te ontsluiten in de richting van de voorzieningen aan de Oranjestraat en het centrum van Vroomshoop. De gemeenteraad heeft besloten dat de voorziene woningbouw langs de route noodzakelijk is in het kader van sociale veiligheid, omdat zonder de realisatie van de woningen de langzaamverkeersroute tussen de woonwijk en de bebouwing aan de Oranjestraat ongeveer 100 meter bedraagt. De Afdeling overweegt dat het aspect van sociale veiligheid van belang is voor de leefbaarheid van de woon- en leefomgeving en in dit plan onderdeel uitmaakt van een integrale ruimtelijke afweging. Verweerder heeft daarbij in redelijkheid gewicht kunnen toekennen aan de afweging van de gemeenteraad dat de woningbouw langs de aan de orde zijnde langzaamverkeersroute uit oogpunt van sociale veiligheid noodzakelijk is.

2.6.2. Blijkens de stukken worden de voorziene woningen gebouwd op het perceel waarvan de grens ligt op ongeveer 18 meter achter de achtergevel van de woningen Oranjestraat […]. Ten opzichte van de woningen aan de Oranjestraat van appellanten is deze afstand nog groter. Gelet hierop acht de Afdeling het niet aannemelijk dat het woongenot en de privacy van appellanten in die mate zullen worden aangetast dat sprake is van een ruimtelijk onaanvaardbare situatie.

Evenmin acht de Afdeling aannemelijk dat de verkeersveiligheid niet kan worden gewaarborgd, nu de Oranjestraat een 30-kilometerweg is waarvoor een verbod geldt voor vrachtwagens en tractoren. De aantakking van de langzaamverkeersroute op de Oranjestraat kan fysiek zodanig worden gerealiseerd dat wat betreft de verkeersveiligheid geen onaanvaardbare situatie zal ontstaan.

2.6.3. Ten aanzien van het betoog van appellanten dat niet zeker is of de langzaamverkeersroute buiten het plangebied kan worden doorgetrokken, overweegt de Afdeling dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat de beoogde verbinding met de nieuwe woonwijk Vroomshoop-Oost niet realiseerbaar zal zijn.

2.6.4. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.

Het beroep is ongegrond.

Proceskostenveroordeling

2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.W.M. Kooijman, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Buuren w.g. Kooijman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2007

177-548.