Uitspraak 200702583/1


Volledige tekst

200702583/1
Datum uitspraak: 23 mei 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekers], wonend te [woonplaats]

en

het dagelijks bestuur van de Milieudienst West-Holland,
verweerder.

1. Procesverloop

Bij besluit van 28 februari 2007 heeft verweerder een verzoek van verzoekers om toepassing van bestuurlijke handhavingsmiddelen met betrekking tot het tankstation F2 aan de Lindenlaan 32 te Sassenheim afgewezen.

Tegen dit besluit hebben verzoekers bezwaar gemaakt.
Bij brief van 11 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 11 april 2007, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 mei 2007, waar verzoekers, van wie [gemachtigde], in persoon, en [partij], vertegenwoordigd door mr. D. Elmhassani, advocaat te Haarlem, en verweerder, vertegenwoordigd door drs. A.M. Burger, J. Foster en H. Hoppener, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Uit de stukken blijkt dat sprake is van een tankstation waarop het Besluit tankstations milieubeheer van toepassing is.

2.2. Verzoekers hebben betoogd dat de geluidnorm voor piekgeluid wordt overschreden. Zij stellen dat met name het gebruik van de derde afleverzuil die het dichtst bij de woning van H. Willemse is gelegen, leidt tot deze overschrijding.

2.2.1. Uit het bestreden besluit blijkt dat verweerder op 2 februari 2007 middels een proefopstelling een geluidmeting heeft uitgevoerd om te beoordelen of de geluidnorm van 70 dB(A) voor piekgeluiden werd overtreden. Uit de meting bleek dat het hard dichtslaan van een portier tot een overschrijding van de geluidnorm voor piekgeluiden kan leiden. Dit is voor verweerder aanleiding geweest om op 16 februari 2007 nogmaals een geluidmeting uit te voeren. Tijdens deze geluidmeting was het volgens verweerder vanwege geluidveroorzakende activiteiten in de omgeving niet mogelijk om de geluidbelasting van de inrichting goed in beeld te brengen. Ter zitting heeft verweerder medegedeeld dat binnenkort een nieuwe geluidmeting zal worden uitgevoerd.

2.2.2. De Voorzitter gaat ervan uit dat verweerder de beslissing op bezwaar mede op basis van een recente geluidmeting zal nemen. Hoewel verweerder mogelijk eerder een representatieve geluidmeting van de geluidbelasting van de inrichting had kunnen uitvoeren, is naar het oordeel van de Voorzitter ondanks de thans nog bestaande onduidelijkheid over de naleving geen sprake van een situatie waarin het treffen van een voorlopige voorziening is aangewezen.

2.3. Verzoekers hebben vervolgens aangevoerd dat verweerder ten onrechte ervan is uitgegaan dat wordt voldaan aan de eis van direct toezicht. Volgens verzoekers wordt het toezicht in de inrichting uitgevoerd door personen die niet in staat zijn adequaat te reageren.

2.3.1. Ter zitting is gebleken dat de drijver van de inrichting gebruik maakt personen die in een traject van re-integratie in het arbeidsproces zitten en in beginsel gedurende een langere periode worden belast met het toezicht op de gang van zaken in het tankstation. Naar het oordeel van de Voorzitter is niet aannemelijk gemaakt dat het toezicht in de inrichting feitelijk niet voldoet aan de eisen die daaraan gesteld kunnen worden.

2.4. Vervolgens hebben verzoekers gesteld dat afval op onjuiste wijze wordt bewaard in de inrichting en wordt afgevoerd.

2.4.1. Ter zitting is gebleken dat verweerder in verband hiermee op 24 april 2007 een last onder dwangsom heeft vastgesteld. Deze last strekt ertoe dat afval in een container wordt bewaard en vanuit de inrichting wordt afgevoerd naar een erkende inzamelaar van afval. Gelet hierop bestaat naar het oordeel van de Voorzitter ook in zoverre geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.

w.g. Brink w.g. Melse
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 23 mei 2007

191